Download - Spiritualiteit professioneel leren hanteren

Transcript

SpiritualiteitSpiritualiteitprofessioneel lerenhanterenDe waarde van pastorale supervisie als leerbegeleiding voorpastores

Beschreven wordt het specifieke van pastorale supervisie als een

variant van het generieke supervisiemodel, toegesneden op de pas-

tor als beroepspersoon. Het is als ‘beroepsgelovige’ voor pastores

van wezenlijk belang om niet alleen persoonlijk en beroepshalve

maar ook supervisorisch stil te staan bij de eigen spiritualiteit.

A Inleiding

Binnen de begeleidingskunde heeft pastorale supervisie een eigen plek;

historisch maar ook specifiek-inhoudelijk. Enerzijds zijn (aanko-

mende) pastores1 te vergelijken met andere professionals die voor en

met mensen werken, met zichzelf als belangrijkste instrument. Dat

betekent dat ook zij hun eigen emoties, biografie, normen en waarden,

enzovoort, professioneel moeten kunnen hanteren. Anderzijds vormen

pastores een eigen specifieke beroepsgroep, die gekenmerkt wordt door

de aandacht voor de existentiele dimensie van geloof en levensbe-

schouwing. Als ‘beroepsgelovige’ is het voor de pastor daarom van

wezenlijk belang om niet alleen persoonlijk en beroepshalve maar ook

supervisorisch stil te staan bij de eigen spiritualiteit. Anders gezegd,

het behoort tot zijn professionaliteit om te reflecteren over de wijze

waarop hij over het eigen geloof beschikt in zijn relatie met confiden-

ten. Pastorale supervisie is als leerbegeleiding specifiek hierop gericht.

In dit artikel beschrijf ik het specifieke van pastorale supervisie als een

variant van het generieke supervisiemodel, toegesneden op de pastor

als beroepspersoon. Na een paragraaf over de betekenis van supervisie

en pastorale supervisie (par. 2) staan we stil bij de spiritualiteit van de

pastor (par. 3). Vervolgens zal ik, mede aan de hand van voorbeelden uit

mijn eigen supervisiepraktijk, demonstreren wat in mijn ogen het

specifieke van deze vorm van supervisie is (par. 4). We staan niet alleen

stil bij de vraag of dit betekent dat er binnen een zitting plaats is voor

Nico van der Leer

Nico van der Leer was jarenlang

gemeentepredikant en werkt vanuit

zijn eigen praktijk in Dordrecht als

vrijgevestigd geestelijk verzorger en

professioneel begeleider. E-mail:

[email protected].

Dit artikel is een verkorte bewerking

van een eindwerkstuk voor de super-

visorenopleiding aan de Haagse

Hogeschool (juni 2008), onder begelei-

ding van docent supervisiekunde Sijtze

de Roos.

1Met pastor bedoel ik een (mannelijke of

vrouwelijke) geestelijke die in een

gemeente of parochie werkt. De kwali-

ficatie pastorale in pastorale supervisie

heeft echter een breder bereik en betreft

ook de geestelijk verzorger of pastor die

in een instelling of vanuit een eigen

praktijk werkt.

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 002

supervisie en coaching (27) 3–2010106

gebed, maar ook in hoeverre supervisie aan pastores het monopolie is

van supervisoren die zelf pastor zijn (geweest). Ik besluit met enkele

opmerkingen over de meerwaarde van pastorale supervisie en noem

onder meer als voorbeeld het schrijven van een spirituele biografie (par.

5).

B Pastorale supervisie als variant van het generiekesupervisiemodel

Historisch gezien is de aanduiding supervisie een koepelbegrip voor

zowel training als coaching, begeleiding en instructie, alsmede voor

supervisie als zodanig. Maar in de loop van de jaren zeventig en tachtig

van de vorige eeuw wordt het supervisiebegrip steeds helderder en

ontstaat geleidelijk een onderscheid met andere vormen van professi-

onele begeleiding, in het bijzonder coaching.

Iemand die op onnavolgbare wijze bijgedragen heeft aan deze ontwik-

keling is de theoloog en pastoraal psycholoog Herman Andriessen. Hij

zette niet alleen pastorale supervisie als een eigen vorm van supervisie

voor werkers in het pastorale beroep op de kaart, maar leverde ook een

onmisbare bijdrage aan de ontwikkeling van het Nederlandse super-

visieconcept in het algemeen. Zijn beschrijving van wat supervisie is en

beoogt, is nog altijd verhelderend en inspirerend: ‘Supervisie is (...) een

opleidingsmethode die erop gericht is persoonlijke veranderingen op te

roepen, die het mogelijk maken om het verstaan van zichzelf, relevante

theorie, feitelijke kennis en aan het beroep eigen kundigheden in het

praktisch handelen te integreren. De toetssteen voor de vruchtbaarheid

van supervisie is gelegen in haar positieve resultaten voor het praktisch

handelen in specifieke situaties’ (Andriessen, 1975, p. 33).

Vanuit dit supervisieconcept is de nadruk bij pastorale supervisie op de

innerlijke ervaring van de supervisant respectievelijk van de supervisor

komen te liggen. Het bereik is dan vooral het individuele pastorale

contact en de persoon van de werker. Pas sinds de jaren negentig is er

binnen pastorale supervisie aandacht gekomen voor het belang van de

organisatiecontext. Dit is een correctie vanuit het generieke concept

van supervisie, waarbij het specifieke van pastorale supervisie tot ui-

ting blijft komen in haar aandacht voor de innerlijke ervaring: ‘Hoewel

dus vanuit de traditie van het Nederlandse supervisieconcept kan wor-

den gesteld dat in pastorale supervisie de dimensies werk en werksi-

tuatie minder ontwikkeld zijn, kan pastorale supervisie wijzen op het

grote belang van de innerlijke ervaring, die met behulp van begrippen

als existentie, spiritualiteit, levensverhaal, ritueel en symboliek nader

in te vullen is’ (Korver, 2007a, p. 33).

Het specifieke van de beroepsgroep van pastores is dat zij door oplei-

ding en ervaring getraind zijn in het verwoorden van de praktijk van

geloven, terwijl zij zelf ook gelovige zijn. De pastor wordt in zijn werk

daarom niet alleen aangesproken op wat hij doet of kan, maar ten

diepste op wat hij gelooft en wie hij is. Hier komt het belang van

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 003

supervisie en coaching (27) 3–2010 107

supervisie in beeld. Voor een pastor is het essentieel dat hij kan reflec-

teren op de eigen geloofsovertuiging en ontwikkeling en op de wijze

waarop hij dit inzet in zijn functioneren. Het behoort tot de profes-

sionaliteit van de pastor om de eigen doorleefde spiritualiteit te kun-

nen hanteren in de pastorale werkrelatie. De dimensie van het geloof

vormt immers geen aanhangsel maar is de kern van het zijn als gelovig

mens. Dat betekent voor een pastor als beroepspersoon dat het gelovig

mens-zijn centraal staat in wie hij is en wat hij doet.

Zo beschouwd is de (aankomend) pastor een beroepsgelovige te noemen

(een term gemunt door Heitink, 1993, p. 305). Het betekent dat zijn

persoonlijke geloofsleven en zijn pastorale functioneren niet los van

elkaar verkrijgbaar zijn. De eigen spirituele bron kennen en eruit

kunnen putten, is daarom essentieel en betekent dat je een eigen kleur

geeft aan je beroepshouding als pastor. Kenmerkend nu voor pastorale

supervisie is de aandacht voor het eigene van de persoonlijke spiritua-

liteit in relatie tot de professionele beroepshouding, ook wel ambt ge-

noemd. De pastorale supervisie kent daarom een sterke gerichtheid op

de persoonsdimensie, waarbij het geestelijke aspect - de persoonlijke

geloofsontwikkeling en praxis - een belangrijke rol speelt. Als super-

visor van pastores is het een pre wanneer je uit eigen ervaring de

supervisant op deze geloofsdimensie kunt bevragen, de geloofstaal

verstaat en kunt interpreteren, zowel naar inhoud als naar gevoelsla-

ding.

De vraag of het nu juist wel of niet aan te bevelen is om supervisie te

geven aan vakgenoten, is belangrijk (zie par. 4).

C De spiritualiteit van de pastor

Binnen het pastorale beroep spelen het geloof en de persoon van de

pastor een belangrijke rol. Wie je bent als mens, als gelovige, zal het

pastor-zijn bepalen. De invulling van het eigene van het pastorale

beroep is grotendeels afhankelijk van de persoonlijkheid van de pastor

en zijn wijze van gelovig-zijn. Daarom staan we nu eerst stil bij de

spiritualiteit van de pastor.

Vandaag de dag worden veel zaken met spiritualiteit aangeduid. Het is

een koepelbegrip geworden voor allerlei religieuze en seculiere vormen

van zingeving, existentiele ervaringen, rituelen, enzovoort. In dit arti-

kel gebruik ik het woord spiritualiteit als religieuze aanduiding voor

de op de christelijke traditie geınspireerde levensbeschouwing. Ik sluit

mij aan bij de omschrijving ‘het godmenselijk betrekkingsgebeuren’,

dat te kenschetsen is als een ‘omvormingsproces’ (Waaijman, 2000).

Bedoeld wordt dat er bij spiritualiteit sprake is van de mens die zich

richt op God/het goddelijke waardoor hij zich als mens ontwikkelt en

gevormd wordt. Waaijman spreekt hier als wetenschapper nog in brede

termen, maar werkt dit in zijn boek verder uit aan de hand van de

heiligenlevens en teksten uit de bijbel. Daarbij noemt hij de twee polen

waartussen zich het geestelijk leven voltrekt: de uitgangspositie van de

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 004

supervisie en coaching (27) 3–2010108

mens ‘geschapen naar Gods beeld’ en het toekomstvisioen ‘de volko-

men gelijkenis met Hem’.

Een andere belangrijke gids op het pad van het geestelijk leven be-

schrijft christelijke spiritualiteit als een drievoudige zoektocht: naar

ons diepste zelf, naar onze medemens en naar God (Nouwen, 1987).

Spiritueel leven beweegt zich volgens Nouwen tussen eenzaamheid en

alleen-zijn, tussen vijandigheid en gastvrijheid en tussen illusie en

gebed. Spiritualiteit is voor alles het zich bewust worden van de te-

genstellingen in zichzelf. Hier spreekt de theoloog die zich vooral in de

pastorale psychologie verdiept heeft en steeds zoekt naar de wijze

waarop de mens als gelovige ook psychisch tot heelheid kan komen.

Spiritualiteit is voor Nouwen een persoonlijk vormingsproces waarin

hij als persoon wordt meegenomen in de beweging die God naar ons

mensen maakt. En dus laat hij zich uitnodigen om zich tot zijn naaste

te keren, in het bijzonder de in onze ogen zwakke en kwetsbare mede-

mens. (Nouwen heeft deze opdracht ook letterlijk genomen toen hij

zijn hoogleraarschap aan Yale University opgaf, om in de communiteit

van de Arkgemeenschap te gaan wonen en zijn leven te delen met de

lichamelijk en verstandelijk gehandicapte medemens.)

Spiritualiteit vanuit christelijk perspectief beschouwd richt zich op de

integratie van mijzelf (ik) in relatie tot de Schepper (God) en in relatie

tot mijn medemens (de ander).

In een tijd waarin spiritualiteit ‘in de lucht zit’ en mensen op zoek zijn

naar zin en houvast, is het belangrijk dat pastores en theologen voluit

geestelijke durven te zijn: iemand die zich er niet voor schaamt om

voor zijn geloof uit te komen, met alle twijfel en aanvechting die

daarbij hoort. Mensen hebben behoefte aan en recht op een pastor die

‘ingewijd en toegewijd’ is; deze begrippen vormen de kern van zijn

spiritualiteit (Groener, 2003).

Een pastor is dus iemand die de eigen geloofsbron beschikbaar kan

stellen ten dienste van anderen die hij begeleidt op hun levens- en

geloofsweg. Dit betekent dat de pastor niet alleen leeft vanuit een

persoonlijke spiritualiteit, maar er ook mee werkt. In dat opzicht is hij

een beroepsgelovige, doordat hij als pastor bij wijze van spreken van

zijn geloof zijn beroep heeft gemaakt. In de praktijk van het predi-

kantswerk betekent dit in de regel wekelijks voorgaan in de liturgie en

de prediking en bijna dagelijks gebeden uitspreken in contacten met

mensen.

Er wordt dus bij voortduring een beroep gedaan op het persoonlijke

geloof van de pastor. Dat kan inspirerend zijn, maar ook als een zware

belasting worden ervaren. Een betrouwbaar kompas om op te varen is

dan de eigen authenticiteit, als mens, als gelovige en dus ook als pastor.

Anders is het risico niet denkbeeldig dat de eigen beleving ‘wegloopt’

bij wat iemand verkondigt. Daarom is het nodig om zuiver te zijn in

het bijeenhouden van de eigen innerlijke ervaring en persoonlijke be-

leving en de manier waarop het geloof wordt uitgedragen, in verkon-

diging en pastoraat.

Het gaat om echtheid van beleven en doorgeven. Ik zou in dit opzicht

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 005

supervisie en coaching (27) 3–2010 109

willen spreken van functionele authenticiteit; mijn spiritualiteit als

pastor is doorleefd en ik ben in staat om deze op een professionele wijze

in te zetten in een pastorale relatie. Daarbij gaat het meer om zijn dan

om doen. Anders gezegd: vanuit mijn zijn als mens en gelovige - mijn

persoonlijke geloofsidentiteit - verhoud ik mij als pastor tot anderen.

Dat is mijn pastoraal-theologische identiteit als professional en daar-

door laat ik mijn handelen kleuren.

Om mijn zijn te koesteren en te laten voeden, is het van groot belang

dat ik als pastor mijn geestelijke conditie zorgvuldig onderhoudt,

werktijd vrijmaak voor bijscholing, de nodige afstand kan nemen tot

het werk en goed voor mijzelf weet te zorgen. Voldoende recreatie en

ontspanning, kunnen genieten van een mooie roman of film en de

lichamelijke conditie niet verwaarlozen kunnen een gezond geestelijk

leven bevorderen. Bovendien is het voor de pastor een opdracht om niet

uitsluitend professioneel met zijn geloof bezig te zijn, maar om ook

een gewone gelovige te kunnen zijn. Voor beroepsgelovigen is het

immers van wezenlijk belang om vanuit een persoonlijke doorleefde

spiritualiteit in het pastoraal werk te staan.

Binnen de diverse theologische opleidingen wordt daarom de laatste

jaren steeds meer aandacht besteed aan de persoonlijke geestelijke

ontwikkeling van de aankomende pastor of geestelijk verzorger. Be-

schikken over een authentiek persoonlijk geloof en dit op transparante

wijze professioneel kunnen communiceren, is een van de basiscompe-

tenties binnen het beroepsprofiel van gemeentepredikant, parochie-

pastor en geestelijk verzorger.

D Supervisie aan pastores: een vak apart?

Naar mijn idee vraagt supervisie aan pastores als vorm van begeleiding

van beroepsgelovigen een specifieke benadering. Ik zal daar in deze

paragraaf op ingaan en stel daarbij tevens de vraag of supervisie aan

pastores een specifieke bekwaamheid van de supervisor vergt. Ik sta om

God

AnderenIk

Figuur 1

Integratiedriehoek spiritualiteit.

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 006

supervisie en coaching (27) 3–2010110

te beginnen stil bij de vraag of dit betekent dat er binnen pastorale

supervisie evenals in pastoraat ruimte is voor gebed, bijbellezing en

zegening. Vervolgens zal ik verder inzoomen op het specifieke van

pastorale supervisie, om tot slot stil te staan bij de eigen positie van de

pastoraal supervisor. Ik illustreer een en ander met voorbeelden uit de

praktijk van de opleidingssupervisie: studenten godsdienst pastoraal

werk (gpw) en supervisie aan werkers in het pastorale beroep (hbo’ers

en predikanten).

Supervisie aan pastores heeft een pastoraal karakter

Als we het woord pastorale supervisie grammaticaal ontleden, dan

blijkt dat dit bijvoeglijk naamwoord op twee manieren opgevat kan

worden. Enerzijds als het voorwerp van supervisie: supervisie betref-

fende het pastorale beroep. Anderzijds als de vorm waarin de supervisie

plaatsvindt: supervisie op een pastorale wijze. Deze twee interpretaties

sluiten elkaar mijns inziens niet uit maar in. Pastorale supervisie wil

zeggen supervisie aan werkers in het pastoraat, maar betekent tegelij-

kertijd dat het optreden van de supervisor een pastorale dimensie be-

vat. Supervisie in deze context heeft een pastoraal karakter (Lap, 2007,

p. 181).

Iemand die bezig is een gemis aan bevestiging uit zijn jeugd te verwerken,

schrijft in zijn reflectieverslag aan het begin van het supervisietraject: ‘Ik hoop

in zekere mate dat ook supervisie een steentje zal bijdragen in dit proces. Niet

dat ik verwacht dat supervisie een soort pastoraat voor me zal zijn, maar toch

een opbouwende aanpak vanuit een andere hoek. Soms maak ik mij zorgen dat

mijn supervisiebijdragen een pastoraal karakter hebben ... Maar goed, hoe dan

ook: mijn wens is dat de supervisie een positief stempel op mijn leven en

functioneren zal drukken.’

Vanuit mijn eerste beroep als pastor kies ik ervoor om juist geen pas-

torale middelen in te zetten binnen supervisie, om het onderscheid met

pastorale begeleiding zuiver te houden.2 In pastorale supervisie, met de

vanouds sterke nadruk op de persoon van de werker, komt de per-

soonlijke biografie daarom vaak in beeld. Voor supervisanten kan dat

leiden tot verrassende ontdekkingen over zichzelf die doorwerken in

hun spiritualiteit. Hoe een pastoraal supervisor daarop ingaat, wordt

mede bepaald door zijn kijk op de verhouding tussen supervisie en

pastoraat.

Een supervisant vraagt zich af of ze in haar reflectieverslag wel persoonlijke

dingen kan betrekken, bijvoorbeeld over haar geschiedenis. ‘Wordt het dan

geen pastoraat?’, vraagt ze. Ik geef aan dat supervisie soms wel de kleur kan

hebben van pastoraat, zeker in de combinatie van een supervisor die pastor is

en een supervisant die pastoraal werker is. ‘Maar’, voeg ik eraan toe, ‘alles wat

in het kader van supervisie bij je opkomt, is materiaal, en zullen we bewerken

met het oog op je staan in het beroep en het werk.’

2Menken-Bekius en Van der Meulen

(2007, p. 191) geven in hun basisboek

voor pastoraat en geestelijke verzorging

de plaats van het gebed duidelijk aan:

‘Gebed en pastoraat horen bij elkaar.’

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 007

supervisie en coaching (27) 3–2010 111

Als ik vervolgens uitleg dat pastorale supervisie grote aandacht heeft voor de

persoon van de werker, voelt ze zich uitgenodigd om meer te vertellen dan ze op

papier heeft toevertrouwd: ‘Er is nog wel iets wat me heel erg raakte tijdens het

maken van mijn biografie. Dat is een gevoel van afwijzing door mijn vader.

Dit heb ik niet opgeschreven, omdat ik dacht dat het waarschijnlijk niet in de

context van supervisie paste. Wel ben ik er nog mee bezig geweest, om te kijken

of er nog een draadje loopt naar het hier en nu.’

Ik ben verrast door haar openheid, maar ook door de manier waarop zij er

bewust over doorgedacht heeft en de verbinding naar het heden heeft onder-

zocht. Op mijn vraag: ‘Hoe heeft die pijn doorgewerkt?’, vertelt ze hoe de

afwijzing door haar vader haar leven gestempeld heeft en haar gevoelig heeft

gemaakt voor beoordeling door anderen. De vraag van een van de medesuper-

visanten: ‘Hoe is die pijn geheeld?’, geeft haar gelegenheid de verbinding te

leggen met haar geloofsbeleving: ‘Door God, mijn hemelse Vader, die mij wel

ziet, aanvaardt en mij nooit in de steek laat.’

Wat er in deze casus gebeurt, zie ik voor mijzelf als de pastorale di-

mensie van supervisie. Ik zou de grens naar pastoraat overgaan als ik

- al dan niet op verzoek van deze supervisant (of een van de medesu-

pervisanten) - voor haar zou gaan bidden of als we samen in gebed

zouden gaan.3 Supervisie heeft in mijn optiek wel raakvlakken met

pastorale zorg, maar is zelf als zodanig geen pastoraat. Er is alle ruimte

om over de beleving van het geloof en het gebed te spreken in het kader

van een werkinbreng of reflectie, maar dat is iets anders dan daadwer-

kelijk over te gaan tot een gebeds(ver)houding. Immers, ‘pastorale su-

pervisie is geen spiritualiteitstraining of aansporing tot geloven’ (Put-

man, 2005, p. 296).

Het stilstaan bij de eigen gebedspraktijk en de wijze waarop de super-

visant het gebed hanteert in pastorale relaties, kan een reflectie op gang

brengen die lerend is. Deze zelfreflectie is belangrijk voor werkers in

het pastorale beroep, juist ook waar het geloofszaken betreft: ‘Zonder

reflectie en zelfreflectie zijn pastores niet in staat de uitdaging van het

hedendaagse pastoraat aan te gaan’ (Groener, 2003, p. 243). Uiteraard is

het voor elke supervisor van belang om oog te hebben voor en ruimte te

bieden aan vragen over zingeving en spiritualiteit, zoals Borst (2007) op

een evenwichtige wijze bepleit. Dit is geen monopolie van pastoraal

supervisoren, want elke supervisor die merkt dat de supervisant er

behoefte aan heeft om levensbeschouwing een plek te geven, zal daar

ruimte voor maken. Ook in seculiere werksituaties spelen existentiele

vragen een rol en deze kunnen in supervisie methodisch behandeld

worden (Fibbe, 2004, p. 106).

De reflectie over gebed en bijbelgebruik, als behorend tot de werk-

praktijk van de supervisant, is echter zo specifiek dat dit kenmerkend is

voor pastorale supervisie. Een gebed uitspreken tijdens de zitting valt

daarbuiten, want dat plaatst supervisor en supervisant in een pastorale

verhouding tot elkaar. Dit zie ik juist niet als toegevoegde waarde in

supervisie, maar eerder als een vertroebeling van de supervisierelatie

die ‘compliance’ en afhankelijkheid in de hand kan werken. Het is

3Den Boer-Bolhuis (2007, p. 48-52)

bepleit als supervisor juist het inzetten

van het gebed als meerwaarde in super-

visie. Mijn bezwaar tegen haar benade-

ring is dat supervisie dan te zeer een

pastoraal karakter krijgt, door de

nadruk op de geestelijke ondersteuning

van de supervisant door middel van het

gebed.

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 008

supervisie en coaching (27) 3–2010112

belangrijk dat de supervisor een zekere distantie bewaart tot de super-

visant en zich niet als een christelijke medestander opstelt.

Dit zal sommige supervisanten kunnen tegenvallen vanuit de ver-

wachting dat de pastoraal supervisor juist wel met hen theologische

discussies zal aangaan en de supervisie met gebed zal beginnen. Dit is

immers iets wat zij als (aankomend) pastoraal werkers gewend zijn.

Uit de tussenevaluatie van een student-supervisant: ‘We openen niet met

gebed en sluiten er ook niet mee af. We bespreken ook niet echt theologische

zaken, omdat alles in verband wordt gebracht met onze persoonlijkheid en de

context. Dit zijn zaken die ik in het begin wel een beetje miste, maar wat voor

mij persoonlijk een duidelijk verhaal geworden is, naarmate de sessies vor-

derden. Het gebed zal ik altijd blijven missen, maar de discussie over theologie

bleek meer een kwestie te zijn van hoe sta je in het leven, en hoe staat het met

wat ik heb meegemaakt en met het vertrouwen in mezelf.’

Er zal dus binnen supervisie altijd ruimte zijn voor het ter sprake

brengen van vragen over zingeving en spiritualiteit, terwijl er binnen

pastorale supervisie tevens aandacht is voor de specifieke vragen en

dilemma’s die een rol spelen wanneer de persoonlijke spiritualiteit in

het geding is. De pastor als beroepsgelovige werkt daarmee, de pasto-

raal supervisor zal in staat zijn de pastor te leren zijn geloof op een

professionele wijze te hanteren. Vanuit zijn betrokkenheid zal hij de

juiste distantie betrachten en zo de supervisant een model bieden voor

zijn eigen beroepshouding in het pastoraat: ‘Doel van de pastorale

supervisie is de pastor te helpen de beschikking te krijgen over diens

geleefde geloof, zodanig dat deze daarover in zijn pastoraal werk in

vrijheid en ten dienste van anderen en zichzelf kan beschikken. In

vrijheid over je geloof kunnen beschikken ten dienste van anderen,

waardeert men als een centraal aspect van pastorale competentie’ (Put-

man, 2005, p. 296).

Dit is een andere omschrijving voor wat hier wordt bedoeld met ‘pas-

tores leren hun persoonlijke spiritualiteit professioneel te hanteren’.

Dit kan alleen wanneer er in de supervisie aandacht is voor de wijze

waarop de supervisant de verbinding weet te leggen tussen leerinzich-

ten in supervisie en de persoonlijke geloofsbeleving.

Verbinding tussen professionaliteit en spiritualiteit

Vanuit de gerichtheid op de persoon van de werker in het pastorale

beroep zijn er twee woorden die als typering kunnen gelden voor pas-

torale supervisie: professionaliteit en spiritualiteit. De meeste pastores

zullen zich bij het laatste meer kunnen voorstellen dan bij het eerste.

Dat er binnen pastorale supervisie aandacht gegeven wordt aan de ge-

loofsdimensie, zal hem niet verbazen. Het woord professionaliteit

daarentegen associeert hij toch eerder met andere beroepen dan met

zijn eigen vak. Dit kan dus al een eerste leerwinst voor de pastor zijn

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 009

supervisie en coaching (27) 3–2010 113

die overweegt om een supervisietraject aan te gaan: dat hij ontdekt dat

het ook in zijn vak om professionalisering gaat.

Uit het reflectieverslag van een supervisant over de tiende zitting komt naar

voren hoe er een groei is ontstaan van verlegenheid en onzekerheid naar zelf-

vertrouwen en professionaliteit: ‘De casus die ik vorige keer inbracht beschreef

voor mij dit keer geen probleem of dilemma, maar meer een vaststelling voor

mijzelf: ik ben gegroeid in het zelfstandig functioneren. Ik voel dit niet alleen

in mijzelf, maar bemerk het ook door mijn handelingen en beslissingen heen.’

Als ik aangeef dat ik dit een mooi voorbeeld vind van de ontwikkeling van

haar eigen professionaliteit, knikken de medesupervisanten instemmend. Zelf

zegt zij: ‘Dat woord zou ik voor mezelf niet zo gauw gebruiken, maar je hebt

denk ik wel gelijk. Ik ga nu op een volwassen manier met problemen om en ook

mijn zelfpresentatie is sterker geworden.’

‘Ja, dat kun je wel zeggen’, voegen de medesupervisanten haar toe, ‘kijk maar

wat er verderop in je reflectie staat.’ Als ik haar vraag of ze weet wat de

anderen bedoelen, knikt ze en leest ze voor: ‘Ik zeg de dingen die ik zeg doel-

bewust, omdat ik een doel voor ogen heb dat ik wil bereiken. Ik doe het

welbewust, omdat ik mij goed in mijn vel voel zitten, en zelfbewust, omdat ik

weet dat ik er mag zijn.’

Ook voor pastorale supervisie als een verbijzondering van supervisie

voor werkers in het pastorale beroep geldt dat het daarbij gaat om

professionalisering door (zelf)reflectie (Putman, 2005). Nu het ambt

niet langer de pastor draagt, maar hij er invulling aan geeft met zijn

eigen persoonlijkheid, komt het op professionalisering aan. Daarmee

wordt bedoeld dat de pastor zijn beroep en werk niet alleen geestelijk

fundeert, maar zich ook bewust is van zijn persoonlijke gaven en

kwetsbaarheid. Het gaat erom dat hij leert zichzelf op een professionele

wijze vanuit een authentieke geloofsinspiratie te profileren als pastor.

De persoonlijke spiritualiteit van de pastor vraagt daarom in supervisie

de nodige aandacht. Dit kan expliciet, maar zit ook vaak impliciet

verweven in het proces.

In een groepssupervisie vertel ik iets over het specifieke van pastorale super-

visie en hoe ik dat in mijn werkstuk wil uitwerken. Een van de supervisanten

reageert daarop: ‘Zijn we niet meer bezig geweest met hoe hanteer je je bio-

grafie, in plaats van met hoe hanteer je je geloof?’ Daarop ontspint zich een

boeiend gesprek. De andere supervisanten vinden dat het geloof juist steeds

aanwezig is als uitgangspunt van hun leven en werk en dat dit ook geregeld

expliciet naar voren komt. ‘Dat was juist in jouw verbatim, weet je dat niet

meer?’, wordt haar gevraagd. ‘Je hebt gelijk, nu herinner ik het mij weer. Daar

ging het wel heel speciaal over geloofszaken’, antwoordt zij.

Als ik haar vraag wat zij daarvan geleerd heeft, reageert ze: ‘Het ging erover

dat ik te snel was met mijn interpretatie over wat de pastorant bedoelde. Ik

reageerde heel sterk vanuit mijn eigen geloof, terwijl ik nog niet echt een beeld

had van de geloofsvoorstelling van deze vrouw’. ‘Ja, dat klopt. Maar wat heb je

daarvan geleerd?’ herhaal ik mijn vraag. ‘Dat je pas goed kunt afstemmen op

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 010

supervisie en coaching (27) 3–2010114

geloofsuitspraken, wanneer je het verhaal erachter kent’, antwoordt ze. ‘En

wat betekent dat voor jou en jouw geloof?’ vraag ik vervolgens. ‘Dat ik dat als

het ware op de achtergrond houd en mij ervan bewust ben hoe ik ermee omga

in het pastorale contact’, is haar reactie.

‘Mensen zitten niet te wachten op hoe jij de dingen beleeft of ziet, maar zoeken

steun bij hun vragen’, vult een van de medesupervisanten aan. ‘Dit is nu een

mooi voorbeeld hoe je leert je geloof op een professionele manier te hanteren in

pastorale relaties’, geef ik haar terug, waarop zij vaststelt: ‘Het is ook een

antwoord op mijn vraag. Dank jullie wel.’

De pastor als beroepsgelovige wordt in staat geacht op een professio-

nele wijze om te gaan met geloof, geloofsvoorstellingen en geloofsbe-

leving, van zichzelf en van anderen. De vraag is hoe iemand dit in zijn

beroepshouding en werkuitvoering gestalte kan geven. Daarom zijn

deze beide zaken - professionaliteit en spiritualiteit - van groot belang

in de begeleiding van pastores. In de titel van een recent boek over

pastorale supervisie komen deze twee typeringen mooi tot uiting:

‘Professionele begeleiding en spiritualiteit’ (Korver & Regouin, 2007).

Supervisie als zodanig is immers gericht op versterking van de profes-

sionaliteit van de beroepspersoon en vereist daarom op een professio-

nele wijze te worden ingezet. In de professionele uitoefening van de

begeleiding van pastores zal de pastoraal supervisor op dit vlak daarom

een rolmodel kunnen zijn. Dat vraagt nuchterheid en bewogenheid,

passie en humor, betrokkenheid en distantie, inzet en zelfspot.

Dit zijn zaken die de pastor zelf ook nodig heeft binnen het span-

ningsveld van roeping en beroep, van geestelijk ambt en betaalde

kracht. Het is immers de persoon van de pastor die bepalend is voor de

inkleuring van zijn beroepsrol en de uitoefening van zijn werk. Het

hoeft dan ook niet te verbazen dat vanaf het begin binnen pastorale

supervisie de focus ligt op de persoon, en dat pas van daaruit naar

beroep/ambt en werk gekeken wordt. De nadruk op de persoonsdi-

mensie is een bijzonder accent dat eigen is aan de traditie van pastorale

supervisie vanaf het moment van ontstaan (Korver, 2007a, p. 36).

De eigen positie van de pastoraal supervisor

Op mijn vraag aan het eind van een individueel supervisietraject in hoeverre

dit voor hem nu pastorale supervisie was, antwoordt de supervisant/pastoraal

werker: ‘Als je geen pastor was, zou je het invoelend vermogen niet zo hebben

gehad. Ik merkte dat je je heel goed kon inleven in het proces waarin ik zit als

pastoraal werker.’ Op mijn vraag of hij het als voordeel heeft ervaren dat ik

bekend ben met het pastoraal werkveld, antwoordt hij: ‘Zo heb ik het wel

ervaren, zeker bij de casusbesprekingen over pastoraat. Ook al was het niet

altijd met zoveel woorden, ik wist gewoon: hij weet hoe het is en waarover het

gaat.’

Je zou dit het pastoraal effect kunnen noemen, omdat het herkenning

en erkenning oproept. Met Lap (2007) zou ik dit een van de pijlers van

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 011

supervisie en coaching (27) 3–2010 115

de specifieke deskundigheid van een pastoraal supervisor willen noe-

men. Elke pastoraal supervisor heeft immers een academische theolo-

gische opleiding genoten en heeft zich middels een kpv-training als

pastor, predikant of geestelijk verzorger verder bekwaamd in het pas-

torale beroep. Deze twee zaken zijn, naast het voltooid hebben van een

tweejarige en door de lvsc erkende supervisorenopleiding, de voor-

waarden om toegelaten te worden tot de opleiding tot pastoraal super-

visor.

Siegers (2002, p. 379, 490) noemt het een voordeel als de supervisor

dezelfde beroepsachtergrond heeft als zijn supervisant, want dit maakt

de identificatie van de supervisant met het eigen of nog te verwerven

beroep gemakkelijker. Anderzijds kan het ook leiden tot een vorm van

overidentificatie, waarbij de supervisor voeding geeft aan de wens van

de supervisant om zich te spiegelen aan een ervaren pastor. Dat is een

valkuil voor een pastoraal supervisor, want voor je het weet ga je vanuit

je eigen ervaring adviezen geven. Siegers waarschuwt ervoor om je als

supervisor te persoonlijk op te stellen, aangezien je dan te veel invloed

uitoefent. Het doel van supervisie is immers leren via internalisatie, in

plaats van via (over)identificatie. Voor de pastoraal supervisor die werkt

met (aankomende) pastores als supervisant betekent dit dat hij zich

presenteert als een reflectiebevorderend rolmodel en niet als een pas-

toraal handelingsmodel (Vermeer, 2007, p. 135). Op dit punt zal blijken

in hoeverre de pastoraal supervisor zich supervisor weet en zijn eigen

overwegingen en ervaringen professioneel kan hanteren. Dat betekent

dat hij alert is op de valkuil om in te gaan op vragen als: hoe doe jij dat

als predikant?

Voorts komt pastorale supervisie op voor het belang van spiritualiteit

als grondhouding van de werker in zorg, onderwijs of hulpverlening.

Gevoeligheid voor de geestelijke dimensie van het bestaan is daarom

een voorname kwalificatie voor een supervisor in het algemeen en voor

een pastoraal supervisor in het bijzonder (Kruijne, 1977, p. 158). Dit

betekent dat supervisie aan pastores geen monopolie is van pastorale

supervisoren. Een pastor-supervisant is gebaat bij een supervisor die in

staat is om de specifieke geloofsdimensie van het pastorale beroep niet

alleen serieus te nemen maar ook onder kritiek te kunnen stellen. Het

gaat er immers om de supervisant tot zelfinzicht te brengen, om tot

eigen reflectie en eigen keuzes te komen. Het leerinzicht dat de pastor

zich hiermee verwerft, is dat je dan weg bent bij de verwachtingen en

eisen van de omgeving, de traditie, bepaalde geloofstaal, de aanspraken

vanuit de eigen biografie, enzovoort, maar dat je uitgaat van wat je zelf

voelt en wilt.

Dat is voor (aankomende) pastores een belangrijke les om te (blijven)

leren als betaalde kracht binnen de vrijwilligersorganisatie die de kerk

is. Wanneer je niet vanuit eigen visie en overtuiging in het werk staat,

zul je vatbaar zijn voor alle invloeden en verwachtingen en projecties

van buitenaf. Een belangrijk doel van pastorale supervisie is dan ook

om de supervisant te leren uit te mogen gaan van eigen wil en kracht.

Je bent dus als supervisor goed bezig wanneer je, tegen de verwachting

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 012

supervisie en coaching (27) 3–2010116

in, de pastor-supervisant geen pastoraal advies geeft of instemmend

knikt, maar juist kritische vragen stelt en je neutraal opstelt. Dit zal

een supervisor die zich niet tot het christelijk geloof heeft bekend goed

kunnen doen, mits de werkrelatie met de pastor-supervisant zodanig is

dat deze dit niet opvat als weerstand tegen bijbel en geloof. Het kan

daarom des te indringender zijn wanneer een pastor-supervisor zich als

advocaat van de duivel opstelt, vanuit de kennis en ervaring die hij met

zich meedraagt ten aanzien van werkveld, traditie en geloof van de

supervisant; door Lap (2007, p. 199) treffend veldkundigheid genoemd.

Tegelijkertijd behoort het tot je specifieke deskundigheid en gezag om

vanuit de geloofstraditie beelden en verhalen aan te reiken die de su-

pervisant verder kunnen helpen de betekenis van zijn supervisie-in-

breng te ontdekken. Mits het geen ‘compliance’ oproept, is dit de toe-

gevoegde waarde van een pastoraal supervisor.

Omdat ik er benieuwd naar ben hoe mijn leersupervisor en medestudenten van

de Haagse Hogeschool aankijken tegen mijn manier van supervisie geven aan

theologiestudenten en pastoraal werkers, doe ik een specifieke inbreng over

‘pastorale’ supervisie. Het betreft een zitting waarin vrij expliciet gesproken

wordt over geloofsbeleving en inspiratie vanuit de bijbel. Naar aanleiding van

mijn casusbeschrijving krijg ik uit de groep terug dat ik de supervisant res-

pectvol heb benaderd, ‘met eerbied’ noemt iemand het zelfs. Een ander zegt: ‘Je

reikt hem dingen aan om verder over na te denken.’

Er ontstaat vervolgens een interessant gesprek, dat begint met de vraag van

een van mijn medestudenten: ‘Wat is voor jou het speciale aan pastorale

supervisie?’ De openheid en de eenvoud van de vraag treffen mij. Op zo’n

moment ervaar je weer voor jezelf hoe onthullend en direct supervisie kan zijn.

Ik word gedwongen om er goed over na te denken en bij mijzelf te rade te gaan.

Ik merk dat het mij stimuleert en ik ervaar het als van binnenuit komend als

ik antwoord in de trant van: ‘Vanuit een doorleefde eigen spiritualiteit kun-

nen ingaan op de wijze waarop de supervisant met geloof werkt.’ Verder geef ik

aan dat authenticiteit, pastoraal werkkader, herkennen en kunnen spreken

van geloofstaal daarbij voor mij wezenlijke elementen zijn. Haar reactie: ‘Dan

is dit toch wel een vorm van supervisie waarin mensen heel kwetsbaar zijn’,

raakt mij en maakt mij ervan bewust hoe ik pastor en supervisor wil zijn. Hoe

mooi het is om deze twee kundigheden te mogen combineren ... Het geeft mij

op zo’n moment een diep gevoel van dankbaarheid.

Een andere medestudent reageert met: ‘Vooropgesteld dat ik geen verstand heb

van God, vond ik dit wel mooi.’ Op mijn vraag wat haar in deze casus

aanspreekt, vertelt zij: ‘Dat je op deze manier supervisie kunt geven, vanuit je

eigen spiritualiteit. En dat dit ook een eigen deskundigheid vraagt.’ De rake

opmerking die zij eraan toevoegt: ‘Dan heb je dus eigenlijk te maken met een

derde partij in supervisie’, doet onze leersupervisor spontaan uitroepen: ‘Ver-

rek, dan zijn we vergeten een stoel voor Hem neer te zetten!’

Niet altijd speelt geloof op expliciete wijze een rol in pastorale super-

visie. Belangrijk is dat de pastoraal supervisor van binnenuit weet

hoezeer het persoonlijk levensverhaal van de pastor te maken heeft met

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 013

supervisie en coaching (27) 3–2010 117

zijn keuze voor het ambt en dit tevens beınvloedt. Met andere woor-

den, vanuit een sterk roepingsbesef zal een pastor of predikant bijzon-

der gericht kunnen zijn op het vervullen van ‘de missie die hij van God

gekregen heeft’, zonder te beseffen welke andere drijfveren vanuit zijn

biografie daarin meespelen. Vrucht van het proces van pastorale su-

pervisie kan een herijking van de professionele biografie4 zijn, doordat

de pastor-supervisant heeft geleerd zijn persoonlijke levensverhaal

vanuit een ander perspectief te bezien.

E De opbrengst van pastorale supervisie

Het bijzondere van supervisie voor mensen in het pastorale werkveld

wordt mede bepaald door de context en de inhoud van het ambt van

geestelijke. Hierin komt de spirituele dimensie tot uiting die pastorale

supervisie mede haar eigen kleur geeft. Daarom houd ik in dit artikel

een pleidooi voor het specifieke karakter van supervisie aan pastores. Ik

geef aan dat dit naar mijn inzicht alles te maken heeft met de centrale

plaats die spiritualiteit inneemt binnen het pastorale beroep, zowel

persoonlijk als professioneel. Een supervisor die ook pastor is (ge-

weest), zal door zijn kennis van bijbel, geloof en traditie, en zijn erva-

ring van het ‘staan in het ambt’, de pastor-supervisant kunnen helpen

dichter bij zichzelf te komen. Versterking van jezelf als beroepspersoon

is en blijft immers het doel van supervisie in het algemeen en van

pastorale supervisie in het bijzonder.

Een supervisor die geen pastor is zal een pastor ook kunnen begeleiden,

mits hij oog heeft voor en zich kan inleven in het specifieke van het

pastorale beroep: om vanuit je gelovig mens zijn te leren functioneren

als beroepsgelovige. Behalve opvoeding speelt daarbij de geloofsop-

voeding als socialisatie een belangrijke rol. Een voorbeeld van de ont-

wikkeling van een supervisant op het vlak van zichzelf bezien vanuit

een hernomen geloofsopvatting, is af te leiden uit het volgende frag-

ment van een eindverslag.

‘Ontvangen is voor mij een belangrijk woord geweest, het is ook nieuw voor

mij. Hierin had ik mijzelf vergeten. Of eigenlijk is het nog anders. Nu zou ik

zeggen: ik had mijzelf in het ontvangen nog niet ontdekt. Het heeft ook weer te

maken met iets kostbaars in mezelf. Ik ben van mening dat als ik op ont-

vangen sta, ik geheel transparant, kwetsbaar en puur mag zijn, mezelf dus.’ In

het gesprek hierover tijdens de zitting komt naar voren hoe in de geloofsop-

voeding vaak de nadruk ligt op het er zijn voor anderen. Vanuit een beroep op

de christelijke deugd van zelfverloochening, worden zorg en aandacht voor

jezelf al snel als egoıstisch bestempeld. Veel christelijke hulpverleners die

hieraan hun beroepsmotivatie ontlenen, komen daar vroeg of laat mee in de

knel.

Binnen pastorale supervisie kan dit beeld worden bijgesteld. Via de uitleg dat

zelfverloochening alleen mogelijk is wanneer je jezelf kunt en mag zijn, ont-

staat er ruimte om te reflecteren over zelfzorg en leven en werken vanuit jezelf.

4Onder professionele biografie verstaat

Korver (2007b, p. 210) het loopbaanver-

haal ofwel de retrospectieve recon-

structie door de werker van zijn loop-

baan in verhaalvorm. Hierin spelen

opvattingen van de werker over zichzelf

als persoon een grote rol, samen te

vatten in het begrip professioneel zelf-

verstaan.

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 014

supervisie en coaching (27) 3–2010118

Thema’s die dan aan de orde kunnen komen, zijn de relatie tussen nabijheid

en distantie, omgaan met verwachtingen en grenzen, het leren ontvangen,

enzovoort. Bijbelse verhalen en metaforen die hierbij kunnen worden inge-

bracht zijn onder andere dat van Maria en Martha, Jezus die zich van tijd tot

tijd terugtrekt uit de mensenmenigte en de betekenis van de laatste twee

woorden in het bekende gebod: ‘God liefhebben boven alles en uw naaste, als

uzelf.’

Wanneer je bovenstaand fragment op zichzelf beziet, kan het thema

uiteraard ook op andere supervisanten betrekking hebben. Maar bin-

nen de context van een (aankomend) pastor die door middel van su-

pervisie reflecteert op zijn weg van geloof en leven, is dit te kenschetsen

als een voorbeeld van de opbrengst van pastorale supervisie.

Als voorbeeld van het werken met spiritualiteit in supervisie kan ten

slotte de schrijfopdracht spirituele biografie worden genoemd. Dit is

een opdracht die ook binnen geestelijke begeleiding gegeven kan wor-

den, in het kader van het verkennen van de eigen geestelijke weg.

Binnen pastorale supervisie kan deze als inbreng gelden voor een pas-

tor-supervisant die zijn geestelijke ontwikkeling naast zijn persoon-

lijke biografie of professionele biografie wil leggen. Voor de pastoraal

supervisor biedt dit materiaal gelegenheid de pastor-supervisant in-

zicht te geven in de verbindingen en mogelijke incongruenties tussen

de verschillende verhaallijnen. Het doel is om te leren tot integratie te

komen op het voor pastorale supervisie specifieke niveau van persoon/

ambt/werk ofwel mens/gelovige/pastor. Het lezen van een spirituele

biografie over een bekende geestelijke kan in dit opzicht inspirerend

werken.5

Ik concludeer dat pastorale supervisie een geschikt instrument blijkt te

zijn om (aankomende) pastores te leren zichzelf te versterken, en in-

zicht te krijgen in de eigen drijfveren en motieven voor het pastoraal

werk. Deze intensieve vorm van leerbegeleiding vraagt van de pastor-

supervisant de bereidheid om kritisch naar het eigen functioneren te

kijken en zichzelf in het geding te brengen. Pastorale supervisie be-

strijkt het gehele veld van persoon, ambt en werk, dus het betreft de

eigen wordingsgeschiedenis, geestelijke ontwikkeling en emotionele

huishouding van de supervisant, diens staan in het ambt en uiteenlo-

pende ervaringen in het pastorale en geestelijke werk.

Als een pastor hulp zoekt of nodig heeft bij vragen op de levenslijn, is

pastorale of therapeutische begeleiding te verkiezen. Als er een con-

creet werkprobleem moet worden aangepakt, kan men zich beter wen-

den tot een coach of werkbegeleider. Wanneer een pastor wil werken

aan zijn eigen spirituele vorming, is geestelijke begeleiding het meest

geschikt. Pastorale supervisie blijft dan gereserveerd voor de specifieke

vorm van leerbegeleiding die supervisie is, maar dan gericht op de

specifieke beroepsgroep van pastores.

5Als voorbeeld noem ik O’Laughlin

(2006, hfst. 6), waarin tot uiting komt

hoezeer iemands geestelijk leven

verweven is met zijn persoonlijkheid.

Nouwen (1997) is heel geschikt voor een

leesopdracht, zowel in pastorale super-

visie als in geestelijke begeleiding.

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 015

supervisie en coaching (27) 3–2010 119

Bibliografie

Andriessen, H.C.I. (1975). Leren aan ervaring en supervisie. Nijmegen:

Dekker en Van de Vegt.

Boer-Bolhuis, H. den (2007). Levensbeschouwing en gebed. Supervisie en

Coaching, 24, 48-52.

Borst, J.C. (2007) Spiritualiteit ter sprake in supervisie. Supervisie en

Coaching, 24, 41-47.

Dam, G. van (2003). Dichter bij het onuitsprekelijke. Geestelijke begeleiding

voor en door pastores. Baarn: Ten Have.

Fibbe, H. (2004). Spiritualiteit en supervisie. Supervisie en Coaching, 21,

206.

Ganzevoort, R., & Visser, J. (2007). Zorg voor het verhaal, achtergrond,

methode en inhoud van pastorale begeleiding. Delft: Meinema.

Groener, G. (2003). Ingewijd en toegewijd: profiel en vorming van de paro-

chiepastor. Zoetermeer: Meinema.

Grun, A. (2007). Hartstocht, leven met spiritualiteit. Kampen: Ten Have.

Haan, D. (1999). Pastorale supervisie in Nederland, een verkenning.

Supervisie in Opleiding en Beroep, 16 (4), 3-20

Heitink, G. (1977). Pastoraat als hulpverlening. Kampen: Kok.

Heitink, G. (1993). Praktische theologie: geschiedenis, theorie, handelingsvel-

den. Kampen: Kok.

Heitink, G. (2001). Biografie van de dominee. Kampen: Kok.

Huizing, W. (2001) Levensverhaal in supervisie. Supervisie in Opleiding en

Beroep, 18 (3), 122-135.

Korver, J. (2007a). Historisch bepaalde orientaties in pastorale super-

visie. In J. Korver & W. Regouin (red.), Professionele begeleiding en

spiritualiteit. Pastorale supervisie nader verkend (pp. 24-45). Houten:

Bohn Stafleu van Loghum.

Korver, J. (2007b). Hollen of stilstaan. In J. Korver & W. Regouin (red.),

Professionele begeleiding en spiritualiteit. Pastorale supervisie nader verkend

(pp. 202-224). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Korver, J.W.G. (red.) (2000). Corrigerende ervaringen. Leren in klinische pas-

torale vorming en pastorale supervisie. Bij het afscheid van Piet Zuidgeest.

Tilburg: cvpe.

Kruijne, T. (1977). De pastor en zijn identiteit in het geding. Een onderzoek

naar de generativiteit van de pastor in verband met een crisis in zijn identi-

teit. Kampen: Kok.

Lap, J. (2007). Conflict, leiderschap en supervisie. In J. Korver & W.

Regouin (red.), Professionele begeleiding en spiritualiteit. Pastorale super-

visie nader verkend (pp. 181-201). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Menken-Bekius, C., & Meulen, H.C. van der (red.) (2007). Reflecteren kun

je leren. Basisboek voor pastoraat en geestelijke verzorging. Kampen: Kok.

Meulen, H.C. van der (2004). De pastor als reisgenoot, pastoraal-theologische

gedachten over geestelijke begeleiding. Zoetermeer: Boekencentrum

Nouwen, H. (1981/2004). Een levende heenwijzing. Dienst en gebed als ver-

wijzing naar Jezus. Kampen: Ten Have.

Nouwen, H. (1997). Binnen geroepen. Tielt: Lannoo.

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 016

supervisie en coaching (27) 3–2010120

O’Laughlin, M. (2006). Gods beminde. Een spirituele biografie van Henri

Nouwen. Kampen: Ten Have.

Praag van-Asperen van, H. & Praag, Ph.H. van (red.) (1993). Handboek

supervisie en intervisie. Utrecht: De Tijdstroom.

Putman, W. (2005). Pastorale supervisie, professionalisering door

(zelf)reflectie. Praktische Theologie, 32, 294-312.

Schreurs, A. (2001). Psychotherapie en spiritualiteit. Integratie van de spiri-

tuele dimensie in de therapeutische praktijk. Assen: Van Gorcum.

Siegers, F. (2002). Handboek supervisiekunde. Houten: Bohn Stafleu van

Loghum.

Siegers, F., & Haan, D. (1988). Handboek supervisie. Houten: Bohn Stafleu

van Loghum.

Spijker, A.M.J.M. van de (1984). Pastorale competentie. Mogelijkheden en

moeilijkheden van het pastor-zijn. Heerlen: Poimen.

Stevens, J. (red.) (2006). Praktijkbegeleiding van pastores, met het oog op de

kwaliteit van werk en leven. Antwerpen: Halewijn/ku Leuven.

Straten, C.L.M. van (2007). Supervisie met betrekking tot het ambte-

lijke van geestelijken. Supervisie en Coaching, 24, 150-170.

Tieleman, D. (2000). Leven met verbeelding. Betekenisverandering van geloof

en godsdienst in een postmoderne cultuur. Kampen: Kok.

Vermeer, P. (2007). Supervisie als voorbeeldleren. In J. Korver & W.

Regouin (red.), Professionele begeleiding en spiritualiteit. Pastorale super-

visie nader verkend (pp. 119-139). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Waaijman, K. (2000). Spiritualiteit. Vormen, grondslagen, methoden. Kam-

pen: Kok.

Zijlstra, W. (1989). Op zoek naar een nieuwe horizon. Handboek voor klinische

pastorale vorming. Nijkerk: Callenbach.

Zuidberg, G. (1997). De God van de pastor. Onderzoek naar de spiritualiteit

van de pastor. Utrecht: De Pelmolen.

BSL - SUP Volume 27 / nummer 3 Pag. 017

supervisie en coaching (27) 3–2010 121