!!!
!!!!
Olivier Vansassenbrouck
Vrije Universiteit Brussel
Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte
Studiegebied Kunstwetenschappen en Archeologie
Promotor: Prof. Dr. Dries Tys
Geofysische prospectie van een circulaire structuur te Alveringem, West Vlaanderen
Proeve ingediend voor het behalen van de graad van Master in de Kunstwetenschappen en Archeologie
2013-2014
!
Hierbij wens ik Prof. Dr. Dries Tys te bedanken voor zijn steun en adviezen doorheen het academiejaar.
De heer Steven Soutens voor de begeleiding van de prospectie en het verwerken van de data.
De heer Pieterjan Deckers voor de hulp tijdens de prospectie op het veld.
De heren Bart Mares, Bernard Sinnaghel en Bernard Willaerts voor de vrijwillige metaaldetectie tijdens het veldwerk.
!!!
!
Samenvatting
Deze paper bespreekt de geofysische prospectie van een circulaire structuur te Alveringem,
West Vlaanderen. De site is zichtbaar dankzij lucht- en satellietfotografie, en kreeg reeds
archeologische aandacht in de jaren '70.
De site wordt als een vroeg-middeleeuwse versterking beschouwd, en de vorm en grootte van
de site wijst erop dat de site mogelijk een ringwalburg is, een middeleeuwse versterking uit de
9de eeuw opgericht als verdediging tegen de Vikinginvallen.
De site ligt in het gebied van het Sint-Rijkers project, een ruilverkavelingsproject van de
Vlaamse Landmaatschappij, hetgeen de aanleiding is voor deze prospectie. De site, indien de
archeologische waarde bevestigd wordt, zou door de VLM in een aan te leggen toeristische
wandelweg verwerkt worden.
Ten eerste worden de verschillende beschikbare documenten over de site besproken.
Luchtfoto's en de historische kaarten van Ferraris, Popp en Vandermaelen worden met recente
kaarten en kadastrale situatie vergeleken.
Daarna wordt een overzicht gegeven van het reeds uitgevoerde archeologisch onderzoek in
het gebied van de site onder Frans Verhaeghe en Johnny De Meulemeester, waarbij de site
voor het eerst onderzocht is geweest en als vroeg-middeleeuwse versterking wordt
beschouwd.
In derde instantie wordt een historisch overzicht gegeven van de Vikinginvallen in onze
gewesten en de achtergrond waarin de gekende ringwalburgen van Vlaanderen, Zeeland en
Denemarken tot stand zijn gekomen, en hoe deze ringwalburgen geïnterpreteerd zijn.
De ringwalburgen in Vlaanderen en Zeeland zijn in de laatste helft van de 9de eeuw opgericht,
en opvallend kort na elkaar. Hun functie wordt beschreven als verdedingswerken tegen de
Vikinginvallen, toch is het onzeker (in het geval van de Zeeuwse burgen) dat ze deze functie
ooit hebben vervuld. De Deense burgen werden in de 10de eeuw gedateerd, en werden
geïnterpreteerd als een machtsuiting van de Deense koning Harald I op de plaatselijke
bevolking.
!
De interpretatie van de Zeeuwse en Vlaamse burgen is in relatie gelegd met het beeld van hun
omgeving, die oorspronkelijk als vrij onbewoonde gebieden werden beschouwd. De
aanwezigheid van zulke versterkingen in laag bevolkte gebieden is eerder problematisch.
Recenter archeologisch onderzoek heeft echter aangetoond dat er een grotere bevolking en
activiteit was in de Vlaamse kustvlakte, Zeeland en Friesland dan oorsponkelijk vermoed.
De ringwalburgen hebben als algemene kenmerken dat ze een circulaire gracht met aarden
wal vertonen. De binnenkant van de cirkel is in vier kwadranten verdeeld door twee loodrecht
op elkaar kruisende wegen, met aan elk uiteinde een toegang tot de cirkel. In alle
ringwalburgen zijn sporen gevonden van menselijke activiteit binnen de cirkel in de 9de en
10de eeuw, maar er wordt wel opgemerkt dat de activiteit vermindert of volledig stopt in de
11de eeuw.
De formele gelijkenissen tussen de Vlaams/Zeeuwse en Deense ringwalburgen heeft ook
geleid tot het interpreteren van de ringwalburgen als mogelijke Vikingkampen, maar hiervoor
is (nog) niet genoeg bewijsmateriaal gevonden.
De geofysische prospectie werd in oktober 2012 en Februari-Maart 2013 uitgevoerd en heeft
als doel de site te identificeren, en aan de hand van de resultaten van de prospectie, verder
onderzoek op de site voor te stellen.
Trefwoorden: geofysische prospectie, archeologische prospectie, geomagnetometrie, vroeg-
middeleeuwse versterking, ringwalburg, Alveringem
!
Abstract
This paper discusses the geophysical survey of the circular site in Alveringem, West Flanders.
The site is visible in aerial and satellite photography, and has had some archaeological
attention in the past where it has been described as an early medieval fortification. The size
and shape of the site would suggest the site is a ringwalburg, a type of circular fortress with a
moat and earthen rampart, built in the 9th century in defense of the Viking invasions.
Examples of these kinds of fortresses were found in the Netherlands and Denmark.
The aim of the survey is to identify the site, and based on its results, to suggest a plan for
further research.
Keywords: geophysical prospection, archaeological prospection, geomagnetometry, early
medieval fortification, ringwalburg, Alveringem
!
!
Ik verklaar plechtig dat ik de masterproef, geofysische prospectie van een circulaire structuur te Alveringem, West-Vlaanderen, zelf heb geschreven. Ik ben op de hoogte van de regels i.v.m. plagiaat en heb erop toegezien om deze toe te passen in deze masterproef.
Datum Naam + handtekening
! 1!
!
INHOUDSTAFEL 1. Inleiding.................................................................................................................................2
2. Het Sint-Rijkers Ruilverkavelingsproject ..........................................................................3 2.1. Situering van de site ......................................................................................................................... 3 2.2. Het Sint-Rijkersproject ..................................................................................................................... 3
3. Documentenonderzoek.........................................................................................................5 3.1. Toponymie........................................................................................................................................ 5 3.2. Fysieke en administratieve situatie................................................................................................... 5
3.2.1. Huidige Situatie......................................................................................................................... 5 3.2.2. Oude Situatie ............................................................................................................................. 6
4. Voorgaand archeologisch onderzoek..................................................................................8
5. Ringwalburgen....................................................................................................................13 5.1. Historisch overzicht ........................................................................................................................ 13
5.1.1. Eerste Vikinginvallen .............................................................................................................. 13 5.1.2. Tweede aanvalsperiode ........................................................................................................... 15 5.1.3. Derde aanvalsperiode ............................................................................................................. 15
5.2. Interpretatie van de ringwalburgen................................................................................................. 18 5.3. De Zeeuwse ringwalburgen ............................................................................................................ 22
5.3.1. Oost-Souburg .......................................................................................................................... 22 5.3.2. Middelburg .............................................................................................................................. 24 5.3.3. Domburg.................................................................................................................................. 25 5.3.4. Burgh....................................................................................................................................... 26 5.3.5. Oostburg.................................................................................................................................. 26
5.4. De Deense ringwalburgen .............................................................................................................. 27 5.4.1. Trelleborg................................................................................................................................ 28 5.4.2. Aggersborg .............................................................................................................................. 28 5.4.3. Fyrkat & Nonnebakken ........................................................................................................... 29 5.4.4. Trelleborg (Zweden)................................................................................................................ 29
6. Prospectie van de site van Alveringem .............................................................................30 6.1 Voorbereiding .................................................................................................................................. 30 6.2. Prospectie........................................................................................................................................ 30
6.2.1. 29 oktober 2012....................................................................................................................... 30 6.2.2. 21 – 22 februari 2013.............................................................................................................. 31 6.2.3. 25 maart 2013 ......................................................................................................................... 32
7. Resultaten............................................................................................................................33 7.1 Resultaten Geomagneto ................................................................................................................... 33 7.2 Interpretatie van de resultaten van de geomagnetische prospectie.................................................. 33 7.3. Resultaten metaaldetectie ............................................................................................................... 35 7.4. Interpretatie metaaldetectie............................................................................................................. 35
8. Alveringem – Een ringwalburg? .......................................................................................36
9. Conclusie .............................................................................................................................38
Bibliografie..............................................................................................................................39 Illustratielijst .......................................................................................................................................... 45 Illustraties .............................................................................................................................................. 50 !
! 2!
1. INLEIDING Doorheen de eeuwen heeft de menselijke activiteit het landschap gewijzigd, echter zijn alle
sporen zijn niet altijd even herkenbaar; waar sommige sites onmiddellijk zichtbare
constructies vertonen, kan een simpele verkleuring in gewassen de enige aanwijzing vormen
voor de aanwezigheid ervan.
Om deze archeologische resten te vinden, kunnen verschillende bronnen gebruikt worden.
Cartografisch materiaal kan ons helpen de locatie van een site te ontdekken; toponymie kan
een aanwijzing vormen voor de aanwezigheid van een archeologische site. Recentere
technieken zoals lucht- en satellietfotografie geven ons een nauwkeurig overzicht van het
landschap dat geen kaart kan evenaren.
Na de identificatie van een potentiele site, moet zijn archeologische waarde geëvalueerd
worden, en kunnen natuurwetenschappelijke methodes zoals weerstandsmeting,
metaaldetectie en geomagnetometrie ons toelaten de aanwezigheid van deze sites te
bevestigen zonder behoefte aan intrusieve en destructieve opgravingen. Het in kaart brengen
van sites dankzij deze methodes geeft ons de mogelijkheid verder onderzoek op een
efficiëntere manier toe te spitsen op de structuur zelf van de site. In geval van preventieve
en/of reddingsarcheologie, kunnen deze methodes ons toelaten deze operaties op kortere
termijn te verwezenlijken, waardoor het behoud van archeologisch erfgoed beter
gegarandeerd kan worden.
De site van Alveringem werd aan de hand van deze methodes (luchtfotografie en oude
kaarten) geïdentificeerd als een vroeg-middeleeuwse versterking. Deze paper bespreekt de
resultaten van een geofysische prospectie van de site aan de hand van geomagnetometrie en
metaaldetectie, met het oog op het bevestigen van de archeologische waarde van de site.
! 3!
2. HET SINT-RIJKERS RUILVERKAVELINGSPROJECT 2.1. Situering van de site
De site ligt aan de Klare Wal, lokale plaatsnaam, te Alveringem in de provincie West
Vlaanderen, ca. 9 km ten zuid-oosten van Veurne en 13 km ten westen van Diksmuide. en ca.
17 km van de kust (fig. 1).
De site bevindt zich ten zuiden van het dorp, tussen de “Klarewal”-straat en de “Zavelhoek”
(fig. 2). De cirkel is voornamelijk zichtbaar dankzij lucht- of satellietfoto’s, ter plaatse is
enkel de noordelijke zijde van de cirkel duidelijk zichtbaar als men zich op de site zelf
bevindt (fig. 3). De site heeft een diameter van ongeveer 180 meter.
2.2. Het Sint-Rijkersproject
De studie van de site bij Klare Wal kreeg aandacht in het kader van de activiteiten van de
Vlaamse Landmaatschappij (VLM) in West-Vlaanderen, meer bepaald i.v.m. een
ruilverkaveling aangevraagd door 75 landbouwers op het plateau van Izenberge.
Het project beslaat 1862 ha op de grondgebieden van de gemeentes Alveringem, Veurne en
Lo-Reningen. Bij ministrieel besluit werd deze ruilverkaveling nuttig verklaard op 10 juli
2009, en werden het ruilverkavelingscomité Sint Rijkers en de adviescommissie opgericht.
Een ruilverkavelingsproject is tevens een kans ten opzichte van herinrichting van de streek.
Het project omvangt waterlopen, drainage et zuivering, wegen en verkeersveiligheid, natuur
en landschap, recreatieve en utilitaire paden, maar wil ook erfgoed heropwaarderen. Sites die
volgens de archeologische inventaris potentieel rijk zijn, zullen onderzocht worden ingeval
van uit te voeren werken. De sites worden verworven (fig. 4 & 5) door de VLM, maar blijven
in landbouwgebruik, mits beperkingen voor het behoud van de archeologische waarden1.
De VLM heeft beslist samen te werken met de Vrije Universiteit Brussel om een
archeologische prospectie uit te voeren op een cirkelvormige structuur in het grondgebied van
Alveringem, zodanig dat indien de site een archeologisch/historische waarde
vertegenwoordigt, deze site opgewaardeerd zal worden binnen het Sint-Rijkers-project. !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!1!Vlaamse Landmaatschappij, "Sint Rijkers. projecten detail pagina", in: Vlaamse Landmaatschappij (online), 2011, www.vlm.be/algemeen/projecten/detail/Pages/default.aspx?itemid=183&webid=56d32dc9-29d8-46c9-8224-467b784d49d8 (1 juni 2014)
! 4!
Een eerste prospectiefase bestaat uit een geomagnetische prospectie uitgevoerd, om zo de
archeologische prospectie beter af te bakenen en het archeologisch potentieel van de site te
determineren. Vanuit deze geomagnetische prospectie zal ook een diepgaandere prospectie
toegespitst worden.
! 5!
3. DOCUMENTENONDERZOEK 3.1. Toponymie
De vroegste vermelding van de dorpsnaam Alveringem komt voor in 1066 (“Alfrenchem”,
“Alfring[gehem]” en “Aluerinkehem”), en zou “woning van de lieden van Albuhari”
betekenen2. Dit wijst erop dat het dorp op z’n minst bestond in de Middeleeuwen.
Opmerkelijk is dat bij het zoeken naar de toponymie van “Klare Wal”, vastgesteld werd dat
de naam pas in 1800 zijn oorsprong vindt3. De vraag blijft natuurlijk of deze naam in relatie te
brengen is tot de cirkel of niet. In elk geval kan men aan de hand van alleen de toponymie een
(vroeg)middeleeuwse oorsprong voor de cirkel niet bevestigen.
3.2. Fysieke en administratieve situatie
3.2.1. Huidige Situatie
De huidige situatie vastgesteld tijdens de prospectie, werd vergeleken met luchtfoto's
genomen door het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) in 2012, met de topografische kaart
van 2003 (NGI) en met de kadaster van de FOD Financiën.
De luchtfoto van 2012 (fig. 6) weerspiegelt de kadastrale situatie (fig. 7) en men stelt een
cirkelvormige vorm vast die overheen zijn diameter verdeeld is in twee delen. Elk deel
behoort tot een andere eigenaar, waardoor het landbouwgebruik van de twee delen
verschillend is. De volledige cirkel heeft een totale oppervlakte van 24.539,97 m2. Het
noordelijke deel van de site heeft het kadastraal nummer 246a, en is 11.245,84 m2 groot. Het
zuidelijke deel heeft het kadastraal nummer 236, en is 13.294,13 m2 groot.
Het zuidelijke deel van de site wordt samen met perceelsnummers 237, 324 en 325 gebruikt
als één veld, terwijl voor het noordelijke deel (dat beter afgelijnd is door een smalle gracht)
minder duidelijk is of het deel uitmaakt van een breder veld.
Op het moment van de geomagnetische prospectie lag het noordelijk deel braak, terwijl het
zuidelijke deel begroeid was.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!2 Maurits GYSSELINGS, Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226) Vol. 1, s.l., Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek, 1960, p. 51 3 Karel DE FLOU, Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu (Vol. 7), Brugge, Drukk. A. Van Poelvoorde, 1927, p. 793
! 6!
De topografische kaart van 2003 (fig. 8) toont enkel de noordelijke gracht, maar de rest van
de site valt buiten de resolutie van de topografische kaart en bevindt zich tussen de 3,75 meter
en 7,5 meter hoogtelijnen. Het terrein kent een lichte helling van 1 % van zuid-oost naar
noord-westelijke richting.
De site bevindt zich op de rand van twee geologische gebieden, nl. de Zandleemstreek (ook
het Plateau van Izenberge genoemd) en de Oudlandpolders (Kreekruggronden). Opmerkelijk
is dat de grens tussen deze twee gebieden ongeveer de zuidelijke grens van de site volgt (fig.
9 & 10).
3.2.2. Oude Situatie
Luchtfotografie en oude cartografie werden geraadpleegd om een beeld van de situatie in het
verleden te geven:
A. Luchtfoto's
De luchtfoto afkomstig van het Nationaal Geografisch Instituut het jaar 1950 (fig. 11)
vergeleken met die van 2012 (fig.6) tonen dat de situatie, althans voor de laatste 60 jaar, niet
veranderd is. Het enige verschil dat we kunnen opmerken is het gebruik van de verschillende
percelen, waarbij het zuidelijk perceel van de cirkel niet altijd tegelijkertijd met de
aangrenzende percelen werd gebruikt.
B. Oude Kaarten
Alle volgende kaarten zijn steeds vanuit hetzelfde perspectief getrokken dan de satellietfoto
(fig. 12) De kaart van Ferraris (1777) (fig. 13), afbeelding genomen op dezelfde plaats als de
luchtfoto, fig. 10) biedt geen beeld van de site. Op de plaats waar de site aanwezig zou
moeten zijn, zijn enkel rechthoekige velden te zien. Hetzelfde kan gezegd worden van de
kaart van Vandermaelen (1846-1854) (fig. 14).
Echter is de site wél aanwezig op de kadastrale kaart van Popp (1842-1879) (fig. 15) en kreeg
de nummers 246 en 186. De Popp-kaart valt vrij perfect samen met de huidige kadastrale
kaart. Men merkt evenwel op de Popp-kaart een kleiner perceel binnenin het Noordelijk
perceel 246, nummer 247. Mogelijk is het huidig nummer 246a van het noordelijk perceel, de
samenvoeging van de toenmalige percelen 246 en 247. Ook kan perceel 247 als een
constructie gezien worden.
! 7!
Indien de kaart van Popp en deze van Vandermaelen op elkaar worden gelegd (fig. 16), zien
we dat de kaart van Vandermaelen een lichte verschuiving naar links heeft t.o.v. de Popp-
kaart. Een kleine constructie kan eveneens bemerkt worden op de kaart van Vandermaelen, en
zou mogelijk over hetzelfde perceel 247 kunnen gaan, als men rekening houdt met deze
verschuiving.
Wanneer men de kaart van Vandermaelen en de Ferrariskaart op elkaar legt (fig. 17) ziet men
dat de locatie van deze constructie ongeveer overeenkomt. Echter zien we nog steeds een
verschuiving naar links voor de kaart van Vandermaelen, behalve bij perceel 247, waar ze
boven elkaar liggen.
De Ferrariskaart gecombineerd met de Popp-kaart (fig. 18) toont dat Popp en Ferraris min of
meer nauwkeurig overeenkomen wat de plaatsing van gebouwen en wegen betreft, maar
volledig afwijken als het om de opsplitsing van het landschap in percelen gaat. De cirkel is –
zoals reeds gezegd – volledig onzichtbaar op de kaart van Ferraris.
De vraag is, indien men een middeleeuwse oorsprong voor deze site aanneemt, waarom de
Ferrariskaart, die met militaire doeleinden werd opgesteld, zulke site zou missen, tenzij er
absoluut geen spoor meer van was in de jaren 1770. Des te opvallender is dan de
aanwezigheid van de circulaire structuur in het centrum van het dorp van Alveringem (fig.
19), die wél op elke van de hierboven besproken kaarten aangeduid is.
Aangezien de kaart van Vandermaelen ook een topografische kaart is, is een mogelijke
conclusie dat de site reeds in de 19de eeuw niet zichtbaar genoeg is om op de resolutie van een
topografische kaart tevoorschijn te komen.
Op basis van deze documenten kan alleen worden vastgesteld dat de huidige situatie pas vanaf
de 19de eeuw cartografisch kan worden vastgesteld via de Popp-kaart, of mogelijk ook vanaf
de 18de eeuw als men aanneemt dat de kleine "constructie" dat op de drie historische kaarten
te zien is, deel uitmaakt van de site.
! 8!
4. VOORGAAND ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK De site heeft reeds archeologische aandacht gekregen in de jaren ’70, wanneer Johnny de
Meulemeester in de gemeente Alveringem een prospectiecampagne leidde, in het kader van
een onderzoek met als doel de mogelijke verdedigingspatronen uit de vroege Middeleeuwen
in Vlaanderen te bestuderen4. De prospectiecampagne zou oorspronkelijk op het hele Vlaamse
kustgebied worden uitgevoerd, mede door de interesse van de Gentse Afdeling van het
Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis (B.C.L.G.) onder leiding van Prof. Dr. A.
Verhulst5.
Er werd gezocht naar een systematische benadering van het beschikbare bewijsmateriaal
(luchtfoto's, kaarten, plaatsnamen en (post-)middeleeuwse documenten) om verschillende
benaderingswijzen (detectie van de sites, datering, archeologische en historische interpretatie)
te ondersteunen. De kennis van het archeologisch materiaal en aardewerk uit deze periode
was in de jaren '70 echter nog niet veel gevorderd, en datering was gebaseerd op aardewerk6.
Uiteindelijk werd beslist eerst in het gebied rond Lampernisse een experimenteel onderzoek
uit te voeren, met zowel proefopgravingen als prospectiewerk, om zo een testcasus op te
bouwen en hieruit een systematische aanpak voor de sites op te stellen.
De geografische zone die onderzocht werd als testzone bedroeg 13.500 hectaren, en strekte
zich uit over achttien dorpen tussen Diksmuide en Veurne. Het gebied maakte vroeger deel uit
van het Veurne-Ambacht administratief district, wat mogelijk organisatorische, rechterlijke of
institutionele variabelen uitsluit7.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!4 Brief van De Meulemeester aan de Gemeentesecretaris van Alveringem (fig. 23); Frans VERHAEGHE, "Bijdrage tot het archeologisch onderzoek van de middeleeuwse rurale bewoning in de Belgische kustvlakte", in: VERHULST A. & GOTTSCHALK M. K. E. (eds), Transgressies en occupatiegeschiedenis in de kustgebieden van Nederland en België, Gent, Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, 1980, p. 38 (hierna vermeld als rurale bewoning kustvlakte); IDEM, "Medieval Moated Sites in Coastal Flanders", in: ABERG F. A. & BROWN A. E., Medieval Moated Sites in North-West Europe (British Archaeological Reports International Series 121), Oxford, British Archaeological Reports, 1981, p. 127 (hierna vermeld als medieval moated sites) 5 Frans VERHAEGHE, rurale bewoning kustvlakte, p. 38 6 Frans VERHAEGHE, medieval moated sites, p. 127-128 7 Frans VERHAEGHE, rurale bewoning kustvlakte, p. 39; IDEM, medieval moated sites, p. 128
! 9!
Daarnaast ligt het gebied ook op bijzondere geografische landschappen, nl. de Midden
Polders in het oosten (41% van het gebied), de Oude Polders in het centrum (27%) en Zand-
lemig Vlaanderen (pleistoceen, 22%)8.
Uiteindelijk zijn 323 (mogelijk 350) verschillende middeleeuwse sites geïdentificeerd, met de
volgende basiselementen: vrij eenvoudige sites, met minstens één nederzetting (eiland of
platform) die al dan niet volledig omringd wordt door een gracht.
Een typologische classificatie in vijf grote groepen, werd opgesteld, in navolging van de reeds
bestaande Engelse classeringsmethode voor de sites in West Cambridgeshire9 (fig. 20):
- Type A1: Sites met één nederzetting, (bijna) volledig omringd door een gracht.
Verdere onderverdeling mogelijk a.h.v. de vorm van het eiland (cirkel, vierkant, etc.).
- Type A2: Sites met twee nederzettingen, beiden (bijna) volledig omringd door een
gracht. Beide eilanden zijn met elkaar verbonden. Verdere onderverdeling a.h.v. de
posities van de twee eilanden.
- Type A3: Sites die volledig of gedeeltelijk omringd zijn door een gracht en een berm
die de grootste gracht van een kleinere gracht afscheidt. Hier wordt ook afgeweken
van het Engelse classificatiesysteem omdat een groot aantal van de sites van deze
categorie in het Engels systeem post-middeleeuwse verbouwingen kennen, terwijl men
voor de Vlaamse sites eerder bij de A5 sites post-middeleeuwse verbouwingen
opmerkt10.
- Type A4: Sites waarvan de gracht slechts twee of drie kanten van de nederzetting
begrenst.
- Type A5: Sites met meer dan twee nederzettingen, inclusief wanneer de derde
nederzetting post-middeleeuws is.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!8 Frans VERHAEGHE, rurale bewoning kustvlakte, p. 39; IDEM, medieval moated sites, p. 129 9 Frans VERHAEGHE, rurale bewoning kustvlakte, p. 46; IDEM, medieval moated sites, p. 133 10 Frans VERHAEGHE, medieval moated sites, p. 135
! 10!
De oppervlakte van de nederzettingen vormt geen duidelijk kenmerk om onderscheid te
bieden tussen verschillende types. De grootte variëert van 750 m2 tot 2500 m2. Slechts enkele
sites overschrijden de 3000 m2, maar aan de hand van de grootte en historische informatie
wordt beschouwd dat deze waarschijnlijk een grotere socio-economische rol speelden dan de
gemiddelde site11.
De walgracht vormt het belangrijkste element van deze sites, en is minimum vijf meter breed,
en zelden minder dan negen meter breed. De gracht is ook makkelijk identificeerbaar door
een kenmerkend "getrapt" profiel, met een centrale, steile verdieping met vlakke bodem die
ongeveer de helft van de breedte van de gracht uitmaakt, en die over de hele lengte van de
gracht loopt. Aan weerszijden van deze verdieping bevinden zich ondiepere grachten met
eveneens vlakke bodems. De totale diepte van de walgracht was meestal 2 tot 2,5 meter diep
(nooit minder dan 1,5 meter)12.
Het grote merendeel (77%) van sites die men heeft kunnen classificeren13, maken deel uit van
het A1 Type, m.a.w. de eenvoudigste vorm, en 95% van deze sites hebben een vierkantig of
rechthoekige eiland. Sites met twee nederzettingen (Type A2) vormen 13%, maar worden niet
als uitzonderlijk beschouwd: ze zijn meestal groter dan sites met één nederzetting, en
regelmatig verspreid over de testzone. Hun vorm doet ook denken aan de feodale motte met
opperhof en neerhof. A3 sites blijken zeer schaars te zijn, en A5 sites zijn eerder
uitzonderlijk14.
De site van Alveringem is volgens deze classificatie te plaatsen in de A1 categorie, maar is
veel te groot (24.539,97 m2) om deel uit te maken van deze soort sites.
De site die besproken wordt in deze paper, is één van de drie15 circulaire structuren (fig. 21)
die door Johnny De Meulemeester zouden onderzocht worden (één bevindt zich dicht bij het
dorp Oeren, de andere dichter bij de dorpskern van Alveringem), en wordt door hem als
Alveringem IV benoemd. !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!11 Frans VERHAEGHE, rurale bewoning kustvlakte, p. 46; IDEM, medieval moated sites, p. 133-137 12 Frans VERHAEGHE, medieval moated sites, p. 140; IDEM, rurale bewoning kustvlakte, p. 42 13 Frans Verhaeghe spreekt van 49 sites waarvan onmogelijk duidelijk te zien was tot welke categorie ze behoorden, en 14 sites die tot Type A1 worden gerekend, maar eigenlijk ook tot een subgroep van Type A2 kunnen behoren (Frans VERHAEGHE, medieval moated sites, p. 137) 14 Frans VERHAEGHE, rurale bewoning kustvlakte, p. 46; IDEM, medieval moated sites, p. 137 15 een cirkelvormige structuur met benaming ALV. III werd pas in 1984 toegevoegd (fig. 22)
! 11!
Dit onderzoek viel in het kader van historisch-geografische en archeologische studies omtrent
circulaire vormen, waarbij De Meulemeester drie verschillende groepen onderscheidde: de
eerste groep zijn cirkelstructuren met beperkte oppervlakte (hoeven omgeven door een
gracht), met voornamelijk een woon- en economische functie (moated sites). Een tweede
groep zijn circulaire structuren met een voornamelijk militaire functie. Deze werden opgericht
door de Middeleeuwse adel, om hun macht over een gebied te bevestigen door een zekere
vorm van prestige en symboliek.
De derde groep zijn oude dorpskernen waarvan de plattegrond een cirkelvorm was met een
diameter tussen de 150 en 300 meter, en omgeven door een gracht en een wal (Burgh,
Middelburg, Veurne,…). Deze versterkingen werden in verband gelegd met een
verdedigingssysteem dat tegen Vikingovervallen omstreeks 891 zou zijn opgeworpen16.
Tijdens zijn onderzoek bespreekt De Meulemeester twee verschillende types: stadskernen en
landelijke sites17. De site in deze paper, behoort tot de twintig landelijke sites, die niet zullen
uitgroeien tot een stad18. Deze laatsten verdeelt hij onder “sites met afgeleide cirkel” en “sites
met een gesloten cirkelvorm nog steeds aanwezig” (waartoe Alveringem IV behoort)19.
In 1976 begint De Meulemeester met het archeologisch onderzoek van de circulaire structuur
die in deze paper besproken wordt. Proefsleuven worden gegraven, en een microtopografische
kaart (fig. 24) wordt opgesteld (hierop zijn eveneens de locaties van de proefsleuven
aangeduid). De Meulemeester komt tot de conclusie dat de cirkel bewust werd aangelegd, en
omgeven was door een 8 meter brede en 2,5 meter diepe gracht. Achter deze gracht zou
(plaatselijk) een nog ca. 50 centimeter hoge aarden wal gelegen hebben.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!16 Johnny DE MEULEMEESTER, “Circulaire vormen in het Vlaamse kustgebied”, Archaeologica Belgica 234, 1981, p. 6-7 (hierna vermeld als circulaire vormen) 17 Johnny DE MEULEMEESTER, circulaire vormen, p. 12 18 Johnny DE MEULEMEESTER, circulaire vormen, p. 15; IDEM, "Comment s'est-on défendu au IXe siècle…?", in: LODEWIJCKX Marc (ed.), Archaeological and Historical Aspects of West European Societies. Album Amicorum André van Doorslaer, Leuven, Leuven University Press, 1996, p. 380 (hierna vermeld als comment s'est on défendu) 19 Johnny DE MEULEMEESTER, circulaire vormen, p. 16
! 12!
De Meulemeester vindt echter geen ceramisch of ander dateerbaar materiaal, toch concludeert
hij dat de site waarschijnlijk een vroegmiddeleeuwse oorsprong heeft, en dat het om een
versterking met gracht en wal gaat20. De Meulemeester vermoedt ook dat Alveringem IV
eerder een vluchtburg is21.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!20 Johnny DE MEULEMEESTER, “Circulair site te Alveringem (W.Vl.)”, Archeologie 1, 1976, p. 23; IDEM, “Een circulaire versterking te Alveringem”, Archaeologica Belgica 196 Conspectus MCMLXXVI, Brussel, Nationale Dienst voor Opgravingen, 1977, p. 76-77; IDEM, circulaire vormen, p. 7-8; IDEM, “Geo-archeologische prospectie op middeleeuwse sites te Alveringem”, Archaeologia Belgica 258 Conspectus MCMLXXXIII, Brussel, Nationale Dienst voor Opgravingen, 1984, p. 131 21 Johnny DE MEULEMEESTER, circulaire vormen, p. 17
! 13!
5. RINGWALBURGEN
De locatie, de vorm en het voorgaand archeologisch onderzoek op de site van Alveringem
wijzen allemaal in de richting van een vroeg-middeleeuwse versterking, meer bepaald een
ringwalburg. Daarom worden in het volgende hoofdstuk de voornaamste voorbeelden van
deze type versterking besproken, evenals hun kenmerken en functie(s), om ze te kunnen
vergelijken met de site, en wat mogelijk uit de geofysische prospectie van Alveringem kan
begrepen worden.
Een ringwalburg is een vroeg-middeleeuwse circulaire vlucht- en/of verdedigingsburg,
opgericht vooral tegen de Vikinginvallen tijdens het laatste kwart van de negende eeuw22,
bestaande uit een cirkelvormige aarden wal en een gracht, met mogelijk een houten palissade
ofwel op de wal of er juist achter23 (maar alleen in Burgh in Zeeland werd een duidelijk
voorbeeld van zulke palissade gevonden24). De ringwalburg wordt ook in vier gedeeld door
twee loodrecht in het midden kruisende wegen, met aan elk uiteinde een ingang tot de burg25.
5.1. Historisch overzicht
5.1.1. Eerste Vikinginvallen
De invallen van Vikingen worden in verband gelegd met spanningen tussen Denemarken en
het Frankische Rijk, na de onderwerping van de Saksen door Karel de Grote (742-814), en
vooral na de opname in zijn rijk in 807 van Halfdan, een tegenstander van de Deense Koning.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!22 Peter A. HENDERIKX, "De ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde in historisch perspectief, in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 71 23 Johnny DE MEULEMEESTER, comment s'est-on défendu, p. 373 24 Robert M. VAN HEERINGEN, "The Construction of Frankish Circular Fortresses in the Province of Zeeland (SW Netherlands) in the end of the Ninth Century", in: FLAMBARD HERICHER Anne-Marie (ed.), Château Gaillard. Etudes de castellologie médiévale XVIII. Actes du colloque international tenu à Gilleleje (Danemark) 24-30 août 1996, Caen, Centre de Recherches Archéologiques Médiévales de l'Université de Caen, 1998, p. 245 (hierna vermeld als frankish circular fortresses) 25 Johnny DE MEULEMEESTER & A. LEHOUCK, "Castra Carolingiens de la plaine maritime flamande. Nouvelles approches des éléments spatiaux de peuplement", in: ETTEL P. et al. (eds), Chateau et peuplement (Château Gaillard 22), Caen, Centre de Recherches Archéologiques Médiévales de l'Université de Caen, 2004, p. 218; Letty TEN HARKEL, "A Viking Age Landscape of Defence in the Low Countries? The Ringwalburgen in the Dutch Province of Zeeland", in: BAKER John, BROOKES Stuart, REYNOLDS Andrew, Landscapes of Defence in Early Medieval Europe (Studies in the Early Middle Ages 28), Turnhout, Brepols Publishers, 2013, p. 236; Robert M. VAN HEERINGEN, "De resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse Ringwalburgen", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 23 (hierna vermeld als resultaten onderzoek ringwalburgen); Else ROESDAHL, "Les fortifications circulaires de l'époque viking au Danemark", Proxima Thulé 1 (1994), p. 30 (hierna vermeld als fortifications au Danemark)
! 14!
In 810 komt het tot een militaire confrontatie, waarbij de Denen alle eilanden van de Friese
kust invallen. Deze inval van 810 gebeurt onder het bevel van de Deense koning, maar de
daaropvolgende invallen komen eerder voort vanuit het initiatief van zelfstandige
Vikinggroepen, zonder enig verband met de politieke verhoudingen tussen Denemarken en
het Frankische Rijk. Het duurt dan ook tot 834 voordat de Vikingen intensief de Lage Landen
zullen bestoken26.
Het is na deze inval in 810 dat Karel de Grote langs de Noordzeekust defensieve maatregelen
neemt, en bij alle toegankelijke havens en riviermonden wachtposten plaatst. Deze
maatregelen zouden in Vlaanderen tot 834 intact blijven. Na 834, wanneer het centraal gezag
in het Karolingische Rijk verzwakt is door de strijd tussen Lodewijk de Vrome (778-840) en
zijn zonen, gaan, kort na elkaar, Deense plundertochten plaatsvinden, waarbij o.a. Dorestad,
verwoest wordt in 834 en 835, daarna nog eens in 837 samen met Walcheren. De
plundertochten eindigen voorlopig in 83927.
Lodewijk de Vrome zal eveneens verdedigingsmaatregelen nemen, door het herorganiseren
van de kustbewaking in 837, en door het oprichten van seditiones, versterkte garnizoenen,
onder leiding van hooggeplaatste lieden. Opvallend is dus wel dat de verdediging van de kust
en de voorziening in militaire steunpunten niet slechts een locale zaak is, maar dat de vorst er
bij betrokken is28.
Toch zijn er geen archeologische gegevens die een aanwijzing geven of deze versterkte
garnizoenplaatsen van Lodewijk de Vrome als een beginpunt kunnen worden beschouwd voor
het oprichten van ronde burgen. Enkel in Den Burg is een cirkelvormige dubbele gracht
gevonden die mogelijk uit de Karolingische periode dateert29.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!26 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 81-82 27 Johnny DE MEULEMEESTER, comment s'est-on défendu, p. 371-372; Albert D'HAENENS, Les Invasions Normandes en Belgique au IXe siècle. Le phénomène et sa répercussion dans l'historiographie médiévale, Leuven, Robert M. VAN HEERINGEN, frankish circular fortresses, p. 243 28 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 82 29 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 83
! 15!
5.1.2. Tweede aanvalsperiode
In de periode 839-879, en vooral na 842 (nadat Lodewijk de Duitser en Karel de Kale het
gebied van Lotharius binnenvallen), zullen opnieuw Vikinginvallen plaatsvinden en lijken de
defensieve militaire maatregelen vooral vanuit het regionaal niveau georganiseerd30.
Vanaf de jaren 850 worden zowel het gebied van de Schelde als het Vlaamse kustgebied
belaagd door de Vikingen. In 860 vallen Noormannen binnen in het mondingsgebied van de
IJzer, en in 864 meert een grote vloot aan in Vlaanderen31.
Opnieuw is de verdediging tegen deze invallen in Lotharingen voornamelijk een locale zaak,
eventueel onder gezag van locale heren, daar Frisië in handen is gekomen van Deense heren
die de macht van Lotharius I en II in het gebied ondermijnen. Het is niet duidelijk of er in
deze periode versterkingen zijn gebouwd in Lotharingen, maar wel wordt vermoed dat de
halfcirkelvormige burg in Antwerpen zou aangelegd zijn rond het midden van de 9de eeuw, na
de verwoesting van de Noormanse versterking in 836.
De West-Frankische maatregelen zijn evenzeer onbekend. Zoals eerder vermeld waren de
kustverdedigingen van Karel de Grote nog intact in 834, maar of dit later nog zo is, is niet
zeker. De verdediging in West-Francië blijkt ook van regionaal niveau te zijn; de Vikingvloot
die in 864 Vlaanderen binnenvalt, stuit op verzet van de bevolking, mogelijk georganiseerd
door graaf Boudewijn I (840-879)32.
5.1.3. Derde aanvalsperiode
Na een vijftiental kalmere jaren, komen de Vikingen terug in onze gewesten in 879, nadat ze
door Alfred van Wessex uit Engeland werden verjaagd, en plunderen het Vlaamse
kustgebied33.
In 879 komen er ook twee belangrijke veranderingen in de manier waarop de Vikingen hun
rooftochten organiseren: voordien verplaatsten de Vikingen zich voornamelijk per schip, en
vielen gebieden binnen die dicht bij de kust of oevers van rivieren gelegen waren. Maar door
het gebruiken van paarden en door het oprichten van versterkte kampen konden de Vikingen
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!30 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 84 31 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 87; Robert M. VAN HEERINGEN, frankish circular fortresses., p. 244 32 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 88 33 Albert D'HAENENS, op. cit., p. 45; Robert M. VAN HEERINGEN, frankish circular fortresses, p. 244
! 16!
dieper landinwaarts rooftochten organiseren en voor langere tijd in éénzelfde gebied actief
blijven34.
Men ziet ook grote landlegers verschijnen in de Lage Landen, die voor lange periode in één
bepaald gebied blijven. Eens dit gebied uitgebuit is, verplaatst het leger zich naar een ander
gebied35. Zo vormen de Schelde- en Maasvallei de uitvalsbasis voor de Vikingen in deze
periode36.
De versterkte kampen opgericht door de Vikingen worden aangelegd bij de ligplaats van de
vloot, die nog steeds het vertrekpunt van de plundertochten vormt. Kenmerkend is wel dat
voor deze periode de literaire bronnen zeer weinig aandacht besteden aan de vloot, maar
voornamelijk de nadruk leggen op de landlegers en de interventies van de vorsten tegen deze
rooftochten37. Toch zullen een groot aantal rooftochten niet vermeld zijn aangezien ze geen
belangrijke plaatsen plunderen of schatten veroveren, en eerder bedoeld waren om hun
voorraad van paarden en voedsel bij te vullen38.
Het zijn volgens Henderikx en van Heeringen waarschijnlijk deze rooftochten die de oorzaak
vormen voor de aanleg van de Zeeuwse ringwalburgen, en archeologisch onderzoek in deze
burgen wijst erop dat ze in het laatste kwart van de 9de eeuw zijn opgericht39.
De verdedigingswerken tegen de Vikingen in de periode van 879-892 zijn dus tweeledig:
verdediging tegen de op paard rondtrekkende landlegers door confrontaties - vaak aangevoerd
door de koning zelf -, en op regionaal niveau door het oprichten van verdedigbare
wijkplaatsen. Dit laatste gebeurt voor een deel door het versterken van de steden, maar
daarnaast worden buiten de bestaande nederzettingen ook nieuwe versterkingen aangelegd.
De ringwalburgen behoren tot deze categorie, en worden aan riviermonden aangelegd. In
Vlaanderen wordt dit onder leiding van de graaf Boudewijn II (879-918) verwezenlijkt, en
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!34 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 89; Robert M. VAN DIERENDONCK, "The Early Medieval Circular Fortresses in the Province of Zeeland, The Netherlands: Ten Years After", in: SEGSCHNEIDER Martin, Ringwälle und verwandte Strukturen des ersten Jahrtausends n. Chr. an Nord- und Ostsee, Neumünster, Wachholtz Verlag, 2009, p. 254; Robert M. VAN HEERINGEN, frankish circular fortresses., p. 244 35 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 92 36 Johnny DE MEULEMEESTER, comment s'est-on défendu, p. 371; Albert D'HAENENS, op. cit., p. 45-47 37 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 92 38 Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 254: Robert M. VAN HEERINGEN, frankish circular fortresses, p. 245 39 Robert M. VAN HEERINGEN, "Kolonisatie en bewoning in het mondingsgebied van de Schelde in de vroege Middeleeuwen vanuit archeologisch perspectief", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 50 (hierna vermeld als bewoning mondingsgebied Schelde)
! 17!
worden vier ringwalburgen opgericht: Bourbourg (monding van de Aa, huidige Nord-Pas-De-
Calais in Frankrijk), Bergues (Frankrijk), Veurne (IJzer, Vlaanderen), en Oostburg (Zwin en
de Honte, Zeeuws-Vlaanderen). Deze burgen zijn helaas nog nauwelijks onderzocht. Enkel in
Veurne is de aanwezigheid van een gracht archeologisch bevestigd, met een doorsnede van
ca. 150 m40.
Het is volgens Henderikx en De Meulemeester waarschijnlijk deze versterkingen die bedoeld
worden in de Miraculi sancti Bertini, als de castella ibi recens facta dewelke de Noormannen
in 891 zouden belegeren. Men moet echter in achting nemen dat de tekst waarschijnlijk niet
alleen over ringwalburgen spreekt, en ook andere vormen van versterkingen bedoelt41.
Henderikx stelt ook dat het best mogelijk is dat onder Boudewijn II meer ringwalburgen zijn
aangelegd, maar dat hier geen aanwijzingen voor zijn. Hij gaat niet akkoord met De
Meulemeester die ringwalburgen meent te zien in de stadsplattegronden van Diksmuide en
Gistel. Het is ook in Zeeland dat er een duidelijke band is gevonden tussen plaatsnamen en
ringwalburgen, en dat de goed herkenbare circulaire vormen in de huidige nederzettingen het
best bewaard zijn, nl. Burgh, Domburg, Middelburg en Oost-Souburg. Alle vier zijn
aangelegd in het laatste kwart van de 9de eeuw42.
In het algemeen wordt opgemerkt dat de aanleg van ringwalburgen in ongeveer dezelfde
periode (omstreeks 880-890) heeft plaatsgevonden in Vlaanderen, Zeeland en het Westfriese
graafschap (Den Burg (Texel) en Rijnsburg43), en zodoende gelijktijdig zijn met meer
landinwaartse versterkingen in Lotharingen en West-Francië.
De hongersnood van 892 zal uiteindelijk de Vikingen onze gewesten doen verlaten, en hun
aandacht vestigen op Engeland waar in Wessex, onder Alfred van Wessex (871-899) en zijn
opvolger Edward de Oudere (899-924), dertig burgen worden ingericht, zodanig verspreid dat
elke nederzetting maximum 30 km verwijderd is van een vluchtplaats44.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!40 Johnny DE MEULEMEESTER & A. LEHOUCK, op. cit., p. 218; Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 94; Robert M. VAN HEERINGEN, bewoning mondingsgebied Schelde, p. 51-52 41 Johnny DE MEULEMEESTER, comment s'est-on défendu, p. 373; Albert D'HAENENS, op. cit., p. 118; Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 95 42 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 97-98 43 Menno DIJKSTRA & Tim DE RIDDER, "Circular Fortresses in the Provinces of North and South Holland (West Frisia)", in: SEGSCHNEIDER Martin, Ringwälle und verwandte Strukturen des erste Jahrtausends n. Chr. an Nord- und Ostsee, Neumünster, Wachholtz Verlag, 2009, p. 201-210 44 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 101
! 18!
Ook in Denemarken zijn ringwalburgen aangetroffen in Trelleborg, Aggersborg, Fyrkat en
Nonnebakken. Hun diameter bedraagt minstens 120m en maximum 240m.
Dendrochronologische datering van Trelleborg plaatst de oprichting van de burg in 980, en de
andere burgen in het laatste kwart van de 10de eeuw.
Omwille van de formele overeenkomsten tussen de Zeeuwse en de Deense burgen (maar deze
laatsten pas een eeuw later gebouwd), wordt door Henderikx verondersteld dat de Denen
inspiratie gevonden hebben bij de Zeeuwse versterkingen. De burgen in Denemarken zijn ook
opgericht geweest in de periode waarin de aandacht van de Vikingen vooral op Engeland
gericht was, en hij veronderstelt ook dat het dus militaire kampen waren, mogelijk zelfs onder
direct gezag van de koning, Harald I, maar de Deense burgen werden echter in de 11de eeuw
reeds verlaten45.
5.2. Interpretatie van de ringwalburgen
De interpretatie van de opkomst van de Zeeuwse ringwalburgen kan men in drie fasen
beschrijven:
Ten eerste werd aangenomen dat omwille van de woelige 9de eeuw, de Zeeuwse
ringwalburgen deel uitmaakten van een verdedigingsnetwerk, en de eerder vermelde passage
"castella ibi recens facta" - uit de Miraculi Sancti Bertini -, dat de Vikingen in 891 zouden
belegeren, werd hiervoor als aanwijzing beschouwd.
Toch is het vrij onwaarschijnlijk dat de Zeeuwse ringwalburgen hiervan deel uitmaakten,
aangezien de Vikingen volgens de tekst op weg waren naar Lotharingen wanneer ze de
castella ibi recens facta belegeren terwijl de Zeeuwse ringwalburgen zich in Lotharingen
bevinden46.
Aangezien men de ringwalburgen als één verdedigingsnetwerk wou beschouwen, en vermits
het bouwen van versterkingen een koninklijk prerogatief was, werden de burgen onder de
heerschappij van Lodewijk de Vrome (814-840) geplaatst. Maar aangezien de ringwalburgen
allemaal in de tweede helft van de 9de eeuw zijn gedateerd47, m.a.w. na het Verdrag van
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!45 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 246; Robert M. VAN HEERINGEN, bewoning mondingsgebied Schelde, p. 54 46 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 99; Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 243; Robert M. VAN HEERINGEN, frankish circular fortresses, p. 245, 247 47 Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 253
! 19!
Verdun in 843 en de opsplitsing van het Frankische Rijk, liggen de zuidelijke burgen van
Bourbourg, Bergues en Veurne niet in hetzelfde grondgebied dan de Zeeuwse, waardoor het
zeer onwaarschijnlijk is dat de Vlaamse en Zeeuwse ringwalburgen onder éénzelfde gezag
zijn gebouwd48.
Ten tweede werd de oorsprong van de ringwalburgen als een locale zaak geïnterpreteerd,
onder toezicht van de locale heren: Boudewijn II voor de Vlaamse ringwalburgen van
Oostburg, Bergues, Bourbourg en Veurne, en ongekende locale heren voor de Zeeuwse
ringwalburgen van Oost-Souburg, Middelburg en Domburg (Walcheren) en Burgh
(Schouwen-Duiveland)49.
Zowel de Vlaamse als Zeeuwse ringwalburgen worden geïnterpreteerd als militaire
steunpunten en vluchtplaatsen voor de plaatselijke bevolking. Vanaf het eind van de 9de eeuw
en de vroege 10de eeuw zouden Middelburg, Oost-Souburg en Burgh zelfs voor permanente
bewoning gebruikt worden50. De Zeeuwse burgen zijn dan ook gebouwd in een periode van
rust tussen twee golven van Vikinginvallen, en de hoge concentratie van burgen op het eiland
van Walcheren wordt genomen als een aanwijzing voor het feit dat Walcheren dichtbevolkt
was en vaak genoeg door Vikingen aangevallen werd om er drie ringwalburgen te moeten
oprichten51.
Ten derde worden de ringwalburgen als machtsuitingen geïnterpreteerd: voordien werd
aangenomen dat het kustgebied vooral voor seizoensgebonden activiteit werd geëxploiteerd.
Dit was gebaseerd op modellen van cyclische marine trans- en regressies. De periode van
300-800 werd als de Duinkerk II transgressie periode beschreven, en wordt beschouwd als
een periode waarin de activiteit in het gebied seizoensgebonden en gelimiteerd was52. Voor
Zeeland was aanvaard dat het om een moerassig gebied ging dat enkel geschikt was om er
schapen te hoeden, en dat er geen of weinig permanente bewoning was voor de 9de eeuw53.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!48 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 243-244 49 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 99; Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 244-245; Robert M. VAN HEERINGEN, bewoning mondingsgebied Schelde, p. 51 50 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 98; Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 245; Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 252 51 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 245; Robert M. VAN HEERINGEN, frankish circular fortresses, p. 246; Robert M. VAN HEERINGEN, bewoning mondingsgebied Schelde, p. 50 52 Chris LOVELUCK & Dries TYS, "Coastal Societies, Exchange and Identity Along the Channel and Southern North Sea Shores of Europe, AD 600-1000", Journal of Maritime Archaeology, 1 (2006), p. 154 53 Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 253
! 20!
In Vlaanderen werd op basis van sporadische historische documenten aanvaard dat de
vroegste vermelding van permanente bewoning pas op het eind van de 8ste eeuw plaatsvindt,
wat op zijn beurt als aanwijzing beschouwd werd voor het einde van de Duinkerk II
transgressie periode. Vooral het ontbreken van historische teksten over activiteit in het gebied
werd beschouwd als een aanwijzing voor het ontbreken aan enige vorm van activiteit54.
Recenter archeologisch onderzoek op de terpnederzettingen in Friesland hebben echter
aangetoond dat permanente bewoning in deze gebieden reeds voor de 8ste eeuw aanwezig was.
Niets wees op een tijdelijke, seizoensgebonden activiteit (die gelinkt wordt aan een
schaarsheid van metaal)55.
Ook het Duinkerk II transgressiemodel werd in vraag gesteld. Er werd aangetoond dat het
Vlaamse kustgebied een vrij stabiel zoutmoeras vormde, doorspekt met getijdegeulen die
actief dichtslibden tot kreekruggen. Hierdoor is het niet meer aanvaardbaar te stellen dat het
Vlaamse kustgebied niet voor permanente bewoning geschikt zou geweest zijn, en biedt dit
ons een nieuw beeld van een productief en permanent bewoond gebied56.
Binnen dit kader hebben Letty ten Harkel, Chris Loveluck en Dries Tys kritiek geuit op de
interpretatie van de bouw van de ringwalburgen, die voordien dus gezien werden als
vluchtburgen, bedoeld voor een vrij beperkte en seizoensgebonden bevolking57.
De recentere aanwijzingen voor een grotere productiviteit en meer permanente bewoning
lijken echter meer in overeenstemming te zijn met het oprichten van grote defensieve
structuren (dan voor een gebied met weinig activiteit), waarbij de ringwalburgen beschouwd
worden als een mogelijke machtsuiting van de meer landinwaartse, centrale autoriteiten over
de bevolking van het Vlaams kustgebied58.
Voor Letty ten Harkel vormt deze interpretatie van ringwalburgen als machtsuitingen ook een
nieuwe benadering voor de hypothese dat de ringwalburgen door de Vikingen zelf werden
opgericht.
De formele gelijkenissen tussen de 9de eeuwse Zeeuwse burgen en de 10de eeuwse Deense
ringwalburgen (Trelleborg, Fyrkat en Aggersborg), en deze interpretatie van de Deense
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!54 Chris LOVELUCK & Dries TYS, op. cit., p. 155 55 Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 268; Chris LOVELUCK & Dries TYS, op. cit., p. 155 56 Chris LOVELUCK & Dries TYS, op. cit., p. 156-158 57 Chris LOVELUCK & Dries TYS, op. cit., p. 159; Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 246 58 Chris LOVELUCK & Dries TYS, op. cit., p. 162; Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 246
! 21!
burgen als machtsuitingen van de Deense koning op zijn volk, vormen dan ook een mogelijke
piste om de Zeeuwse burgen te interpreteren als Vikingkampen opgericht als machtsuitingen
van de Vikingen over het Zeeuwse gebied59.
Denemarken, in de periode waarin de Deense ringwalburgen werden opgericht, onderging een
moeilijke economische en militaire situatie, waaronder het verliezen van de
handelsnederzetting Hedeby ten voordele van de Duitse keizer, en het machtsverlies in
Noorwegen; het is dan natuurlijk niet onmogelijk dat de koning zijn macht wou bevestigen
door het oprichten van versterkingen verspreid over zijn rijk60.
Henderikx vermeldt deze hypothese ook, nl. dat de burgen door de Vikingen zelf werden
opgericht, als opslagplaats, winterkamp en vluchtplaats. Zulke kampen werden bijvoorbeeld
aangetroffen rond Leuven in 991 en beschreven in historische teksten, waarin ook vermeld
wordt dat deze versterkingen omgeven zijn door een omheining van hout en opgeworpen
aarde, hetgeen vrij veel op een ringwalburg zou kunnen lijken.
Toch is het volgens Henderikx een doodlopende hypothese, en is er niet voldoende
archeologisch materiaal gevonden om deze te bekrachtigen. Archeologisch onderzoek in de
ringwalburgen zelf hebben ook geen aanwijzingen opgeleverd van enige langdurige bezetting
door Vikingen (toch mag niet uitgesloten worden dat ze tijdelijk bezet zijn geweest) 61.
Maar dat Henderikx de constructie van de ringwalburgen toeschrijft aan Frankische
autoriteiten, omdat er een gebrek is aan Scandinavisch materiaal in de archeologische
vondsten in de burgen, is evenzeer problematisch. Zo zijn er in Normandië ook weinig
Viking-objecten gevonden, maar is er geen enkele twijfel over het feit dat het om een kolonie
van de Vikingen ging. Het verbinden van een volk aan bepaalde artefacten is dus geen
aanwijzing voor de aan- of afwezigheid van dit volk62.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!59 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 246 60 Else ROESDAHL,, fortifications au Danemark, p. 25-50 61 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 98 62 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 248
! 22!
5.3. De Zeeuwse ringwalburgen
Oost-Souburg, Middelburg en Domburg bevinden zich alle drie op Walcheren (fig. 25),
hetgeen dus het gebied met de grootste concentratie burgen vormt63. De burgen zijn
respectievelijk in het noorden, het centrum en het zuiden van het eiland gelegen.
Voor Domburg is de aanleg gelinkt aan de (nu verdwenen) handelsnederzetting Walichrum,
die zich 2 km ten noordoosten van de burg bevond, en dus een ideale aanmeerplaats vormde
voor de Vikingen.
Middelburg ligt aan de bovenloop van de Arne, waar de Vikingen een geschikte toegang tot
het eiland zouden hebben64. Ook ligt de burg op twee grote kreekruggen die samenkomen bij
de Arne. Daar in de late 9de eeuw kreekruggen het meest geschikt waren voor bewoning en
verplaatsing, beschermt Middelburg bovendien twee toegangen tot het achterland.
Oost-Souburg ligt dicht bij de monding van de Westerschelde, waar ook twee kreekruggen
samenkomen.
Ten laatste bevindt Burgh zich aan de noordzijde van de Scheldemonding (eiland van
Schouwen), en bij de Middelland-kreekrug, die in de 9de eeuw nog geschikt was om schepen
aan te meren (en dus ook Vikingschepen)65.
In het algemeen wordt opgemerkt dat de aanleg van ringwalburgen in Vlaanderen, in Zeeland
en in het Westfriese graafschap ongeveer in dezelfde periode (880) heeft plaatsgevonden, en
dus gelijktijdig zijn met meer landinwaartse versterkingen uit Lotharingen en West-Francië.
5.3.1. Oost-Souburg
Oost-Souburg (fig. 26 & 27) is de zuidelijkste van de drie burgen op Walcheren. De wal van
Oost-Souburg vormt een zuivere cirkel met een diameter van 132 meter, maar is in een latere
fase plaatselijk verbreed. Toch is Oost-Souburg de kleinste van de onderzochte
ringwalburgen. Een gracht van ca. 15 meter breed werd aangetroffen. Aan de zuidzijde van de
burg werd later een (jongere) gracht van ca. 40 meter breed aangetoond66.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!63 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 99; Robert M. VAN HEERINGEN, bewoning mondingsgebied Schelde, p. 51 64 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 99 65 Peter A. HENDERIKX, op. cit., p. 100 66 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 228; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 21-22; Robert M. VAN HEERINGEN Robert M., "De Grondsporen", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 119-120 (hierna vermeld als grondsporen)
! 23!
Ploegsporen werden gevonden onder de wal, en lopen evenwijdig met de geulrug waarop de
wal aangelegd is. In een eerste fase was de wal 6 meter breed, maar zal uiteindelijk 10 tot 11
meter breed zijn geweest67. Aan de hand van C14-dateringen van de brug over de gracht en
van botmateriaal, evenals datering van het gevonden aardewerk, werd tot een datering ante
quem van ca. 890 besloten, en is de burg dus het meest waarschijnlijk in het laatste kwart van
de 9de eeuw opgericht68.
In het begin van de 10de eeuw ontwikkelde zich een nederzetting in de burg, met een
kruisvormig wegenpatroon. Voor toegang tot de burg waren er vier bruggen over de gracht,
elk in het verlengde van de kruiswegen. In de late 10de eeuw werd Oost-Souburg als
nederzetting verlaten, maar de burg werd nog gebruikt in de 11de en 12de eeuw voor grote
boerderijen of schuren69. Deze tweede fase eindigt na de 12de eeuw, en de burg blijft in
ongebruik terwijl een (nog steeds bestaande) nederzetting zich naast de burg ontwikkelt70.
Het merendeel van het aardewerk van Oost-Souburg en vooral objecten van natuursteen zijn
afkomstig van import. Zo werd een fragment van een object uit speksteen gevonden dat
mogelijk afkomstig is uit Zweden71, maar ook een groot aantal maal- en slijpstenen. De
maalstenen zijn allemaal vervaardigd uit een materiaal afkomstig uit het Eiffelgebied, de
slijpstenen komen voor het merendeel ook uit het Eiffelgebied of nog, uit Noorwegen72.
Het groot aantal aan importmateriaal wijst erop dat Oost-Souburg deel maakte van een
netwerk met lange-afstands contacten. Het grote aantal slijpstenen zou erop kunnen wijzen
dat Oost-Souburg een grote activiteit in metaalbewerking kende73.
Voor de metaalvondsten is het lage aantal gevonden wapens in Oost-Souburg (één zwaard,
drie speerpunten en twee pijlpunten) voor van Heeringen een aanwijzing dat de nederzetting
vooral een burgerlijke functie had74, bij vergelijking met andere sites zoals York in Engeland
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!67 Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 255; Robert M. VAN HEERINGEN, grondsporen, p. 123-127 68 Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 257; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 22 69 Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 23 70 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 234; Robert VAN HEERINGEN, resultaten archeologisch onderzoek, p. 23 71 Henk KARS, "De voorwerpen van natuursteen", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 191; Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 231 72 Henk KARS, op. cit., p. 189-190; Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 231 73 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 231 74 Robert M. VAN HEERINGEN, "Glas en Metaal", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 171-184
! 24!
waar uit dezelfde periode in een niet-militaire site vijfentwintig pijlpunten, een speerpunt en
negen zwaardfragmenten gevonden zijn, of nog in de Deense burg van Fyrkat waar slechts
een speerpunt en twee pijlpunten gevonden zijn.
Volgens Letty ten Harkel kan de aanwezigheid van deze metalen objecten (dat op zich wel
uitzonderlijk veel is voor de periode) al dan niet wijzen op een militaire functie maar dan wel
op de aanwezigheid van een smid75.
5.3.2. Middelburg
Middelburg (fig. 28 & 29) bevindt zich op 4,1 km ten noorden van Oost-Souburg, en is nu de
hoofdstad van de provincie Zeeland. Archeologisch onderzoek in deze burg is echter geringer
dan in Oost-Souburg.
De burg heeft een diameter van ca. 220 m, en de gracht een breedte van 42 meter. In het
noorden werd de Arne in de versterking geïncorporeerd. De wal was aangelegd op een
ondergrond van slappe klei. Hierdoor ziet men een eerste fase waarin de wal 4,5 meter breed
is (hoewel recentere opgravingen het tot 7,5 meter breed brengen76). Waarschijnlijk is deze
dan, omwille van het wegzakken van de eerste fase, in een tweede fase verbreed tot 9 meter.
Een enkel paalspoor geeft een aanwijzing voor de mogelijk aanwezigheid van een houten
palissade77. De burg wordt gedateerd in de periode 880-890.
Voor de late 9de of 10de eeuw zijn er tijdens de eerste opgravingen in 1993 geen sporen
gevonden van activiteit binnen de burg, maar bij meer recentere opgravingen in de jaren 2000
werden mogelijk 10de eeuwse sporen gevonden78.
Middelburg is de enige ringwalburg die tot een relatief belangrijke nederzetting zal
uitgroeien, waarvan het stratenpatroon het typisch kruisvormig patroon van de ringwalburgen
nog vertoont. In de tweede helft van de 10de eeuw zou de burg te klein zijn door de expansie
van de bevolking, en rond de 11de eeuw is Middelburg een regionaal kerkelijk en
administratief centrum79.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!75 Letty ten HARKEL, op. cit., p. 232 76 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 235; Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 260 77 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 234-235; Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 255; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 24 78 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 236 79 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 236; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 27-28
! 25!
5.3.3. Domburg
Domburg (fig. 30) is de grootste van de Zeeuwse ringwalburgen met een diameter van 265
meter en een walbreedte (in een eerste fase) van 12 meter en een gracht van 20 meter breed.
In de tweede fase van de wal wordt deze verstevigd met paaltjes van eik, els en es, maar een
palissade is niet met zekerheid vastgesteld. De eerste fase wordt gedateerd in de periode 881-
887, terwijl de tweede fase in de periode 929-954 geplaatst wordt80.
Een opmerkelijke vondst onder de wal van Domburg is het lijk van een 45- tot 50-jarige
vrouw die er een eeuw voor de aanleg van de Burg werd begraven. Volgens van Heeringen
gaat het om een schijnbouwoffer. Een tweede begraafplaats werd aangetroffen onder de wal,
met opnieuw het skelet van een vrouw, met een kist van hergebruikt scheepshout. Het hout
werd op het jaar 825 gedateerd, waardoor het hergebruik als kist omstreeks het laatste kwart
van de 9de eeuw wordt verondersteld81. In 2001 werd een derde lijk gevonden van een drie- tot
vierjarig kind onder de wal, en dit lijk werd ook gedateerd van voor de aanleg van de burg82.
Letty ten Harkel ziet deze gevonden skeletten onder de wal van Domburg als een mogelijke
aanwijzing dat de ringwalburg door de Vikingen zelf is aangelegd: de begrafenissen vonden
plaats voor de aanleg van de ringwalburg, en werden dus verstoord door de aanleg van deze
versterking, wat een aanwijzing kan zijn dat degenen die de burg aanleggen niet volledig
vertrouwd zijn met het landschap83.
De afwezigheid van 9de eeuws aardewerk en het feit dat de bewoningslaag over de wal
doorloopt, is volgens van Heeringen een aanwijzing dat Domburg na de eerste aanlegfase
voornamelijk leeg stond84; het doorlopen van de bewoningslaag zou ook kunnen aanwijzen
dat de nederzetting zich niet tot het omsloten gebied beperkte85. Opgravingen in 2001 hebben
uiteindelijk aangetoond dat Domburg toch in de eerste fase als nederzetting gebruikt werd.
Na het verval van de handelsplaats Walichrum en de verplaatsing van de economische
activiteiten naar het centrum van het eiland bij Middelburg, zal ook de activiteit in de burg
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!80 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 237; Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 255; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 28-31 81 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 239; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 31 82 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 239 83 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 253 84 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 238; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 32 85 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 238
! 26!
vervallen in de 10de eeuw. Pas in de 11de eeuw zou een nieuwe dorpsontwikkeling
plaatsvinden met de kerk als centrum86.
5.3.4. Burgh
Burgh (fig. 31 & 32), gelegen op Schouwen-Duiveland, bevond zich dichtbij het emporium
Westerschouwen, en bevindt zich net zoals Domburg op de overgang van een duingebied naar
een zeekleilandschap.
De burg heeft een diameter van 200 meter met een walbreedte van 5 meter. en een gracht van
40-50 meter breed. Vijf houten palen op een rij stonden aan de binnenzijde van de wal,
telkens 0,5 meter van elkaar verwijderd, wat een sterke aanwijzing is voor de aanwezigheid
van een palissade rondom de burg. De burg werd aan de hand van deze houten palen
gedateerd in de periode van 880-89087.
Door de grotere aanwezigheid van Badorf-aardewerk ten opzichte van Oost-Souburg, wordt
geconcludeerd dat Burgh eerder bewoond werd dan Oost-Souburg, maar van Heeringen blijft
de laag "schoon" zand die in de bodem van de occupatielaag gevonden is, interpreteren als
een aanwijzing voor het leeg staan van de burg voor tenminste "één generatie" na de
oprichting van de burg. Tegen het eind van de 10de eeuw was Burgh verlaten, en pas in de
11de eeuw ontstaat een dorp naast de versterking88.
5.3.5. Oostburg
Oostburg (fig. 33 & 34), gelegen in Zeeuws-Vlaanderen, heeft enkele kenmerken die doen
denken aan de Zeeuwse ringwalburgen, nl. de suffix –burg in de plaatsnaam en een circulair
stratenpatroon. Toch zijn er nog geen archeologische aanwijzigen gevonden voor een 10de
eeuwse nederzetting, en rust de interpretatie van Oostburg als een ringwalburg slechts op
historisch cartografisch materiaal en analyse van het hedendaagse stratenplan89.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!86 Letty TEN HARKEL, op. cit., 237, 239; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 32 87 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 240; Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 255-256; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 34-35 88 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 240; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 35-36 89 Letty TEN HARKEL, op. cit., p. 241
! 27!
Aan de hand van het cartografisch materiaal werd afgeleid dat de burg van Oostburg een
diameter van ca. 260 meter heeft (dus ongeveer even groot als Domburg). De breedte van de
wal en de gracht zijn echter niet te vinden aan de hand van het cartografisch materiaal90.
5.4. De Deense ringwalburgen
Voor de Deense ringwalburgen (fig. 35) is het algemeen aanvaard dat deze versterkingen
worden beschouwd als een machtssymbool van de Deense koning, nl. Harald I (910-986). De
vondsten in Trelleborg en Fyrkat wijzen er zelfs op dat de sites door de koning zelf zijn
opgericht91.
Voor de specifieke functie van de Deense burgen is echter nog geen duidelijk antwoord,
mogelijk waren ze militaire kampen voor de Vikingen tijdens de regeerperiode van de
opvolger van Harald I, Sven I (965-1014), en werden gebruikt als uitvalsbasis voor invallen in
Engeland, of nog waren ze mogelijk interne bolwerken met verscheidene functies.
Toch is een belangrijk element in de discussie het feit dat er absoluut geen historische teksten
zijn die deze versterkingen vermelden, en dat de enige bronnen voor informatie over de
origine en functies van deze versterkingen, het archeologisch materiaal en de historische
context zijn92.
Het is ook niet duidelijk of alle Deense burgen dezelfde functie gekend hebben, het verschil in
grootte tussen de burgen kan hiervoor een aanwijzing vormen93. Het precieze aantal jaren dat
de burgen in gebruik waren, is archeologisch niet te bepalen, maar het is wel zeker dat ze
reeds 30 jaren na hun oprichting reeds in onbruik vielen, omdat geen enkel spoor van enige
vorm van restauratie is aangetroffen in de burgen94.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!90 Robert M. VAN DIERENDONCK, op. cit., p. 266 ; Robert M. VAN HEERINGEN, resultaten onderzoek ringwalburgen, p. 17-19 91 Else ROESDAHL, "Aggersborg. The Viking Settlement and Fortress", in: DE BOUARD Michel (ed.), Château Gaillard. Etudes de castellologie médiévale VIII. Actes du colloque international tenu à Bad Müenstereifel (R.F.A.) 30 août – 4 septembre 1976, Caen, Centre de Recherches Archéologiques Médiévales de l'Université de Caen, 1977, p. 277-278 (hierna vermeld als Aggersborg); IDEM, fortifications au Danemark, p. 34, 37, 49 92 Else ROESDAHL, fortifications au Danemark, p. 25 93 Else ROESDAHL, Aggersborg, p. 277-278; IDEM, fortifications au Danemark, p. 49 94 Else ROESDAHL, fortifications au Danemark, p. 33
! 28!
5.4.1. Trelleborg
Trelleborg (fig. 36 & 37) was in 1930 de eerste van de Deense burgen die gevonden werd, en
zou de basis vormen waarop gelijkaardige sites gezocht werden in Denemarken. Hierdoor
werden Fyrkat, Aggersborg en Nonnebakken gevonden.
Zoals in de Zeeuwse ringwalburgen, is de interne organisatie van de ringwalburg gericht op
twee kruisende wegen, met aan elk uiteinde van de wegen een ingang. Trelleborg (net zoals
alle andere Deense ringwalburgen) werd gebouwd op een landtong begrensd door water (aan
één of meerde kanten).
De diameter van Trelleborg bedroeg 134 meter, met een gracht van ca. 30 meter breed.
Trelleborg werd dendrochronologisch omstreeks 980 gedateerd dankzij de vondst van houten
balken95.
5.4.2. Aggersborg
Aggersborg (fig. 38 & 39) is de grootste van de (tot nu toe) gekende Deense ringwalburgen
met een diameter van 240 meter96. Deze bevindt zich in het noordelijke Jutland op de
noordkust van de Limfjord, en dus op een ideale plek voor controle van het gebied.
De nederzetting van Aggersborg bestond reeds in de 8ste eeuw, en werd zoals in Trelleborg
leeggeruimd om plaats te maken voor het bouwen van de versterking in de late 10de eeuw. 97.
De datering van Aggersborg is (o.a.) gebaseerd op haar morfologische gelijkenis met de
andere Deense ringwalburgen, waardoor aangenomen wordt dat Aggersborg omstreeks
dezelfde periode gebouwd is dan Trelleborg of Fyrkat die dendrochronologisch gedateerd zijn
omstreeks 980-98198.
Slechts weinig sporen werden gevonden die op ambachtelijke activiteiten zouden wijzen,
maar toch is Aggersborg duidelijk welvarend en heeft contacten met de buitenwereld,
aangetoond door de vondst van een gouden armband en talrijke spekstenen afkomstig uit
Noorwegen99.
Voor de functie van Aggersborg wordt opnieuw een paralel getrokken met de situaties te
Trelleborg en Fyrkat, en wordt voor Aggersborg ook verondersteld dat de site slechts voor
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!95 Else ROESDAHL, fortifications au Danemark, p. 32-33 96 Else ROESDAHL, fortifications au Danemark, p. 32 97 Else ROESDAHL, Aggersborg, p. 269-270 98 Else ROESDAHL, Aggersborg, p. 276; IDEM, fortifications au Danemark, p. 33 99 Else ROESDAHL, Aggersborg, p. 275
! 29!
korte tijd in gebruik was. Het is niet duidelijk of Aggersborg ooit afgewerkt werd of ooit als
versterking gebruikt was.
De interne structuur van Aggersborg is erg gelijkend op de Zeeuwse ringwalburg te Oost-
Souburg, maar Else Roesdahl spreekt wel van een zekere Deense stijl, terwijl de Zeeuwse
ringwalburgen een locale stijl zouden hebben gehad100. De gebouwen die in de burg van
Aggersborg gevonden zijn, werden tegelijkertijd met de oprichting van de burg gebouwd101.
5.4.3. Fyrkat & Nonnebakken
Ze zijn de kleinsten van de vier Deense burgen, met elk een diameter van 120 meter (fig. 40
& 41).
5.4.4. Trelleborg (Zweden)
Men heeft een vijfde circulaire versterking gevonden in het zuiden van Zweden, hoewel het
onzeker is of het om een ringwalburg gaat. Opvallend in dit geval is, dat het de enige
circulaire versterking is waar geen sporen van interne bebouwing werden gevonden. De wal
lijkt ook van eenvoudiger opmaak te zijn dan deze van andere burgen. Deze site wordt ook
eerder als vluchtburg geïnterpreteerd102.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!100 Else ROESDAHL, Aggersborg, p. 277 101 Else ROESDAHL, fortifications au Danemark, p. 30 102 Else ROESDAHL, fortifications au Danemark, p. 29, 36-37
! 30!
6. PROSPECTIE VAN DE SITE VAN ALVERINGEM Een geomagnetische prospectie meet de fluctuaties in het magnetisch veld van de aarde,
veroorzaakt door de aanwezigheid van aardewerk, ijzeren objecten of putten en grachten.
Voor putten en grachten worden de fluctuaties in het magnetisch veld veroorzaakt door het
feit dat het materiaal waarmee de gracht gevuld is een grotere magnetische susceptibiliteit
heeft dan de omgevende bodem.
Voor een site zoals Alveringem, waarvan vermoed wordt dat het om een Middeleeuwse
ringwalburg gaat, verwacht men sporen van een gracht en/of aarden wal te vinden, waardoor
geomagnetometrie een geschikte methode vormt om zulke site te identificeren.
De prospectie werd uitgevoerd met een Foerster Ferex Fluxgate Gradiometer 4.032 uitgerust
met drie probes, en een GPS gemonteerd op een draagkader (fig. 42). De prospectie werd in
drie fasen uitgevoerd met daarnaast een extra metaaldetectie.
6.1 Voorbereiding
Vooraleer op het veld te gaan, werd door middel van ArcGIS het veld in een grid van twintig
vierkanten opgedeeld (zestien vierkanten van 50 vierkante meter, en vier vierkanten van 50
meter op 40 meter) (fig. 43).
Het grid werd aan de hand van houten paaltjes uitgelegd op het veld, de paaltjes werden op de
GPS coördinaten geplaatst. Er werd beslist steeds in noord-zuid richting te meten, met de
zuid-westhoek als beginpunt van elk vierkant.
6.2. Prospectie
6.2.1. 29 oktober 2012
Een eerste prospectie werd op maandag 29 oktober 2012 georganiseerd en uitgevoerd samen
met Steven Soutens, Pieterjan Deckers en mezelf. Het weer was bewolkt en koud maar er viel
geen regen. Het veld lag braak op de noordelijke helft, de zuidelijke helft was begroeid met
ca. 50 centimeter hoog gewas.
Omwille van technische problemen werd er geen bruikbare data verzameld. De
geomagnetometer viel geregeld uit, mogelijk door de lage temperaturen. Omwille van het
! 31!
slechte weer in de daaropvolgende maanden, kon pas in februari een nieuwe datum vastgelegd
worden.
6.2.2. 21 – 22 februari 2013
Op 21 en 22 februari 2013 werd een nieuwe prospectie georganiseerd en uitgevoerd samen
met Steven Soutens, Pieterjan Deckers en mezelf. Het weer was, zoals in oktober, zeer koud
en bewolkt. Hetzelfde grid, opgesteld in oktober, werd gebruikt en aan de hand van de GPS
werden de punten op het veld neergezet.
De noordzijde van de cirkel lag braak, met aan de noordkant een gracht waarover dicht
struikgewas groeit, en aan de noord-west zijde bevindt zich een moerassig gedeelte
(vierkanten A1 - A2 in fig. 43). Tussen de noord- en zuidzijde van de cirkel loopt een diepe
ploegspoor, hetgeen ook de rand van de twee percelen aangeeft. De gewassen die in oktober
op het zuidelijk deel van de cirkel aanwezig waren, werden ondertussen door de eigenaar van
het perceel gemaaid (fig. 44).
Er werd contact tevens opgenomen met metaaldetectoristen Bart Mares, Bernard Sinnaghel en
Bernard Willaert, om de site ook te overlopen tijdens de geomagnetische prospectie.
Op 21 februari 2013 werd vierkant A4 (fig. 43) volledig ingemeten (vooral als test, want het
vierkant valt buiten de cirkel), A3 en A2 werden in de breedte gehalveerd, om de opmeting
vooral te concentreren op de cirkel. Vierkant A1 was onmogelijk in te meten omdat het te
drassig was, en er te dicht struikgewas groeit.
Op 22 februari 2013 werd beslist zich te concentreren op de gebieden met de hoogste
archeologische verwachting om de beschikbare tijd best mogelijk te gebruiken. De oostzijde
werd daarom eerst ingemeten, waar zich vandaag de toegang tot de cirkel bevindt en de cirkel
een zekere vervorming heeft. Vierkanten E3 en E2 werden ingemeten, maar met een breedte
van 30 meter, omdat het terrein zich anders te ver buiten de cirkel bevindt, en er een gracht
deze percelen van elkaar scheidt.
Opnieuw door tijdsgebrek en technische problemen werd het onmogelijk een volledig
verticaal transect af te werken. De metingen moesten geregeld opnieuw gestart worden
waardoor sommige vierkanten in twee delen zijn gemeten. Vermoedelijk waren de problemen
! 32!
afkomstig van de GPS, en heeft de vrieskou een invloed gehad op de batterijen en/of de
bekabeling. Vierkanten C4, C2 en C1 werden ingemeten, om vooral de randen van de cirkel
in te meten (C4 en C1) en C2 om het gebied op te nemen waar De Meulemeester voordien een
proefsleuf heeft gelegd.
De metaaldetectoristen hebben het volledig veld kunnen aflopen. Bernard Sinnaghel heeft
vierkanten A2, B1-2, C1-2, D1-2 en E2 afgelopen, Bart Mares heeft vierkanten A3-4 en B3-4
afgelopen, en Bernard Willaers vierkanten D3-4 en E3-4. Bernard Sinnaghel heeft dan ook
nog 3 extra vierkanten ten zuiden van C4, D4 en E4 afgelopen.
Alle metalen objecten zijn aan de hand van de GPS op de site gelocaliseerd (fig. 45).
6.2.3. 25 maart 2013
Aangezien zowel het verticaal als horizontaal transect niet was afgewerkt, werd beslist nog
een derde prospectie te organiseren, en door Steven Soutens en mezelf werden vierkanten B3,
C3 en D3 opgemeten om beide transecten af te werken. Een extra vierkant (D2) werd ook nog
ingemeten.
De data werd vervolgens door Steven Soutens verwerkt door middel van ArcGIS.
! 33!
7. RESULTATEN
7.1 Resultaten Geomagneto
De data werd door Steven Soutens verwerkt door middel van ArcGIS, evenwel moeten enkele
moeilijkheden met het verwerken van de data vermeld worden. Bij het overbrengen van de
data van de datalogger naar de PC werden meerdere foutmeldingen vastgesteld:
, Operation time-out (geen connectie of slecht contact)
, Index was outside the bounds of the array
, Data corrupt
Toch is de data succesvol overgebracht, en bevindt deze zich binnen de normale waarden met
eveneens correcte GPS coördinaten. De data werd aan de hand van Data2Line per veld
gecompenseerd, met alle waarden van +6 tot -7 nT bewaard.
Aangezien de scherpste bodemcontrasten zich het dichtst bij 0 nT bevonden (de probes
werden bij de opnames op 0 nT gecompenseerd), werd de data beperkt tot de waarden tussen
+3 en -3 nT (fig. 46, 47, 48 & 49).
Echter, als gevolg van het niet verticaal houden van de probes, moesten de lijnen in de
richting van de tracks worden gecompenseerd door een interpolatie van drie op drie pixels op
de X- en Y-as, met een 1/Radius Weighting.
7.2 Interpretatie van de resultaten van de geomagnetische prospectie
Enkel in het noordelijke deel van de site is een mogelijk spoor van een palissade (aangeduid
met een geel kader in fig. 50) gevonden aan de hand van een reeks paalgaten. Het spoor
bevindt ook enkele meters binnenin de cirkelvorm op het kadaster, wat mogelijk de locatie
van de wal kan aanduiden.
Mogelijk is er een (of zelfs twee) circulaire sporen (aangeduid door een gele cirkel in fig. 50)
binnenin de cirkel te zien, maar deze sporen zijn vrij vaag. Binnen de cirkel zijn geen sporen
van duidelijke structuren te zien die zouden wijzen op enige vorm van occupatie. Dit laat ons
in elk geval toe een laat-middeleeuwse origine van de site achterwege te laten, aangezien deze
duidelijkere sporen zouden vormen op het beeld.
! 34!
De grote zwarte plekken (in het rood omkaderd in fig. 50) die te zien zijn op de afbeeldingen
zijn interferenties veroorzaakt door metalen palen (zie fig. 44) die de percelen begrenzen. De
donkere lijnen (aan de randen van de vierkanten, aangeduid in het blauw in fig. 50) zijn
veroorzaakt door interferentie van metalen meetlinten gebruikt tijdens de prospectie, die niet
ver genoeg gelegd waren t.o.v. de grens van de vierkanten die ingemeten werden.
Daar waar de Popp-kaart een structuur binnenin de cirkel aanduidt, zijn er geen duidelijke
sporen te vinden op de beelden om het bestaan van deze structuur te bevestigen (de locatie
waar deze structuur zich zou bevinden is in het groen aangeduid in fig. 50).
! 35!
7.3. Resultaten metaaldetectie
In totaal werden 17 objecten gevonden door metaaldetectie (oorspronkelijk 20, maar objecten
7, 11 en 14 bleken uiteindelijk niets te zijn (klomp aarde).
Object 1 Fragment van een gordelgesp, ca. 3 cm lang fig. 51
Object 2 Klein, vierkantig object. Mogelijk een muntgewicht. Vaag nog
een inscriptie te zien op één van de zijden. Mogelijk is de
inscriptie "MALTA". Boven deze letters is mogelijk nog één
letter te zien, maar is niet herkenbaar.
fig. 52, 54,
55
Object 3 Boekverbinding fig. 56
Object 4 Kleine munt, onleesbaar maar vaag zichtbare
inschrijving/afbeelding nog te zien.
fig. 57, 58
Object 5 Kleine munt. Volledig verweerd, geen inscripties of afbeelding te
zien.
fig. 59
Object 6 Kleine munt. Volledig verweerd, geen inscripties of afbeelding te
zien.
fig. 60, 61
Object 8 Rand van aardewerk fig. 62
Object 9 Boekverbinding, gelijkend op Object 3 fig. 63
Object 10 Munt. Volledig verweerd, geen inscripties of afbeelding te zien fig. 64, 65
Object 12 Fragment aardewerk fig. 66, 67
Object 13 Knoop fig. 68
Object 15 Fragment van gordel (?) fig. 69
Object 16 Knoop (gelijkend op object 13) fig. 70
Object 17 Zwaar verweerde kettingfragment fig. 71
Object 18 Munt. Volledig verweerd, geen inscripties of afbeelding te zien fig. 72, 73
Object 19 Munt. Volledig verweerd, geen inscripties of afbeelding te zien fig. 74, 75
Object 20 Fragment van boekverbinding fig. 76
7.4. Interpretatie metaaldetectie
Geen enkel van de metaalvondsten laat ons toe een middeleeuwse oorsprong van de site te
bevestigen – de objecten dateren waarschijnlijk uit de periode van de eerste wereldoorlog. De
objecten zijn enorm verweerd, waardoor de objecten onleesbaar zijn geworden.
! 36!
8. ALVERINGEM – EEN RINGWALBURG? In het eerste deel worden de fysieke kenmerken van de site besproken en vergeleken met de
kenmerken van de gekende ringwalburgen. De vorm die de site nu achterlaat in het landschap
is enkel vergelijkbaar met de Deense sites, hoewel in het geval van Alveringem geen
duidelijke wallen meer te zien zijn. De locatie van de wal in Alveringem zou echter bevestigd
kunnen worden door het verder onderzoeken van het mogelijke spoor van een palissade die
door de geofysische prospectie is aangeduid.
Bij de Zeeuwse ringwalburgen is het grote verschil echter dat deze sites vanaf hun stichting in
gebruik waren, en uiteindelijk zijn uitgegroeid tot nederzettingen, waardoor het spoor van hun
bestaan volledig opgenomen is in de nederzetting, zoals in Middelburg of Veurne. Voor
Alveringem is dit niet het geval.
Op het vlak van de grootte van de site kan men vaststellen dat de hiervoor besproken
ringwalburgen in Zeeland, Vlaanderen en Denemarken een diameter hebben tussen de 120
meter (Fyrkat en Nonnebakken) en 265 meter (Domburg). De site van Alveringem heeft een
diameter van ca. 180 meter, waardoor het een middelgrote ringwalburg zou kunnen zijn.
De locatie van Alveringem is ook geschikt, op de rand van het Plateau van Izenberge en op
een kreekrug, hetgeen vergeleken kan worden met de locatie van de Zeeuwse burgen die
allemaal op kreekuggen zijn gebouwd.
Het gebrek aan interne sporen van bebouwing is een belangrijk element; in alle ringwalburgen
hiervoor besproken, is enige vorm van activiteit gevonden binnen de cirkel, onafhankelijk van
hoe de site geïnterpreteerd wordt (verdedigingswerk – machtsuiting op plaatselijke bevolking
– vikingkamp).
Het enige voorbeeld waarmee een paralel zou kunnen getrokken worden, is de site van
Trelleborg in het zuiden van Zweden, waar ook geen interne activiteit is gevonden. Dit zou
erop kunnen wijzen dat de site slechts zeer kort in gebruik is geweest, of dat het hier
voornamelijk om een vluchtplaats ging, en dat, eens het gevaar geweken, de site volledig in
onbruik viel. Mogelijk heeft de circulaire structuur dichter bij de nederzetting zelf hierin een
rol gespeeld indien het ook om een versterking gaat.
Maar of het om een vluchtburg of machtsuiting ging, de implicatie is dat Alveringem in die
periode een zekere nood zou gehad hebben aan een versterking. Opvallend is dan wel de
! 37!
aanwezigheid van een tweede circulaire structuur, dichter bij het centrum van het huidige
dorp, en slechts anderhalve kilometer verwijderd van de site.
Volgens De Meulemeester zou er zelfs een derde structuur aanwezig zijn ten noorden van het
dorp, drie kilometer van de site (of anderhalve kilometer vanaf het dorp), wat de drie sites ook
op een vrij rechte lijn plaatst103.
Dit zou een grotere concentratie vormen dan de drie ringwalburgen op het eiland van
Walcheren in Zeeland. Men moet zich dan afvragen waarom zulke grote concentratie aan
verdedigingswerken in Alveringem aanwezig zou zijn, en, of ze al dan niet gelijktijdig
opgericht en/of in gebruik waren.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!103 zie fig. 22, Alv I, II en IV
! 38!
9. CONCLUSIE De geofysische prospectie heeft slechts een spoor van wat mogelijk een palissade was
aangeduid, maar geen sporen van menselijke activiteit binnen de cirkel. Op basis van de
prospectie alleen kan dus niet besloten worden of de site een ringwalburg was of niet.
Indien de aanwezigheid van een palissade bevestigd kan worden, kan eventueel een
vergelijking gemaakt worden met de situatie in Burgh, en kan de hypothese van De
Meulemeester dat het om een middeleeuwse versterking zou gaan, bekrachtigd worden.
Een verdere prospectie zal nodig zijn om de site beter te identificeren en hopelijk te dateren,
aan de hand van drie proefsleuven over de cirkel:
- een proefsleuf over de noordelijke rand van de cirkel en door het spoor van de
palissade, om deze te bevestigen en hopelijk een duidelijker spoor te vinden van een
gracht en wal.
- een proefsleuf over de zuidelijke rand van de cirkel om de aanwezigheid van een
gracht en wal te bevestigen.
- een proefsleuf die enige vorm van interne activiteit kan aanduiden (of ontkrachten) en
die, indien mogelijk, over het gebied in de cirkel loopt waarin de structuur die
zichtbaar is op de Popp-kaart zich zou moeten bevinden.
De aanwezigheid van een middeleeuwse versterking te Alveringem leidt dan tot de vraag
waarom Alveringem een versterking nodig had, en in welke omstandigheden deze tot stand is
gekomen. Eventueel moeten de twee andere structuren die door De Meulemeester werden
geïdentifieerd, ook (geofysisch) geprospecteerd worden.
! 39!
BIBLIOGRAFIE DE FLOU Karel, Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië,
het Land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het
graafschap Ponthieu (Vol. 7), Brugge, Drukk. A. Van Poelvoorde, 1927
DE MEULEMEESTER 1976
DE MEULEMEESTER Johnny, “Circulaire site te Alveringem (W.Vl.)”, Archeologie 1, 1976, p.
23
DE MEULEMEESTER 1977
DE MEULEMEESTER Johnny, “Een circulaire versterking te Alveringem”, Archaeologica
Belgica 196 Conspectus MCMLXXVI, Brussel, Nationale Dienst voor Opgravingen, 1977, p.
73-77
DE MEULEMEESTER 1981
DE MEULEMEESTER Johnny, “Circulaire vormen in het Vlaamse kustgebied”, Archaeologia
Belgica 234, Brussel, Nationale Dienst voor Opgravingen, 1981
DE MEULEMEESTER 1984A
DE MEULEMEESTER Johnny, “Circulaire vormen in Oost-Vlaanderen”, Archaeologia Belgica
259, Brussel, Nationale Dienst voor Opgravingen, 1984
DE MEULEMEESTER 1984B
DE MEULEMEESTER Johnny, “Geo-archeologische prospectie op middeleeuwse sites te
Alveringem”, Archaeologia Belgica 258 Conspectus MCMLXXXIII, Brussel, Nationale
Dienst voor Opgravingen, 1984, p. 131-134
DE MEULEMEESTER 1996
DE MEULEMEESTER Johnny, "Comment s'est-on défendu au IXe siècle…?", in: LODEWIJCKX
Marc (ed.), Archaeological and Historical Aspects of West European Societies. Album
Amicorum André van Doorslaer, Leuven, Leuven University Press, 1996, p. 371-387
! 40!
DE MEULEMEESTER Johnny & LEHOUCK A., "Castra Carolingiens de la plaine maritime
flamande. Nouvelles approches des éléments spatiaux de peuplement", in: ETTEL P. et al.
(eds), Château et peuplement (Château Gaillard 22), Caen, Centre de Recherches
Archéologiques Médiévales de l'Université de Caen, 2004, p. 217-221
DIJKSTRA Menno & DE RIDDER Tim, "Circular Fortresses in the Provinces of North and South
Holland (West Frisia)", in: SEGSCHNEIDER Martin, Ringwälle und verwandte Strukturen des
ersten Jahrtausends n. Chr. an Nord- und Ostsee, Neumünster, Wachholtz Verlag, 2009, p.
201-218
D'HAENENS Albert, Les Invasions Normandes en Belgique au IXe siècle. Le phénomène et sa
répercussion dans l'historiographie médiévale, Leuven, Publications Universitaires de
Louvain, 1967
GYSSELINGS Maurits, Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-
Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226) Vol. 1, s.l., Belgisch Interuniversitair Centrum voor
Neerlandistiek, 1960
HENDERIKX Peter A., "De ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde in historisch
perspectief, in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds),
Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 71-
112
KARS Henk, "De voorwerpen van natuursteen", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX
Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland,
Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 185-192
LOVELUCK Chris & TYS Dries, "Coastal Societies, Exchange and Identity Along the Channel
and Southern North Sea Shores of Europe, AD 600-1000", Journal of Maritime Archaeology,
1 (2006), p. 140-169
! 41!
ROESDAHL 1977
ROESDAHL Else, "Aggersborg. The Viking Settlement and Fortress", in: DE BOUARD Michel
(ed.), Château Gaillard. Etudes de castellologie médiévale VIII. Actes du colloque
international tenu à Bad Müenstereifel (R.F.A.) 30 août – 4 septembre 1976, Caen, Centre de
Recherches Archéologiques Médiévales de l'Université de Caen, 1977, p. 269-278
ROESDAHL 1994
ROESDAHL Else, "Les fortifications circulaires de l'époque viking au Danemark", Proxima
Thulé 1 (1994), p. 25-50
TEN HARKEL Letty, "A Viking Age Landscape of Defence in the Low Countries? The
Ringwalburgen in the Dutch Province of Zeeland", in: BAKER John, BROOKES Stuart,
REYNOLDS Andrew, Landscapes of Defence in Early Medieval Europe (Studies in the Early
Middle Ages 28), Turnhout, Brepols Publishers, 2013, p. 223-259
VAN DIERENDONCK Robert M., "The Early Medieval Circular Fortresses in the Province of
Zeeland, The Netherlands: Ten Years After", in: SEGSCHNEIDER Martin, Ringwälle und
verwandte Strukturen des ersten Jahrtausends n. Chr. an Nord- und Ostsee, Neumünster,
Wachholtz Verlag, 2009, p. 249-274
VAN HEERINGEN 1995A
VAN HEERINGEN Robert M., "De resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse
Ringwalburgen", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra
(eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995,
p. 17-40
VAN HEERINGEN 1995B
VAN HEERINGEN Robert M., "Kolonisatie en bewoning in het mondingsgebied van de Schelde
in de vroege Middeleeuwen vanuit archeologisch perspectief", in: VAN HEERINGEN Robert M.,
HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in
Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 41-70
! 42!
VAN HEERINGEN 1995C
VAN HEERINGEN Robert M., "De Grondsporen", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX
Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland,
Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 113-144
VAN HEERINGEN 1995D
VAN HEERINGEN Robert M., "Glas en Metaal", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX
Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland,
Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 171-184
VAN HEERINGEN 1998
VAN HEERINGEN Robert M., "The Construction of Frankish Circular Fortresses in the
Province of Zeeland (SW Netherlands) in the end of the Ninth Century", in: FLAMBARD
HERICHER Anne-Marie (ed.), Château Gaillard. Etudes de castellologie médiévale XVIII.
Actes du colloque international tenu à Gilleleje (Danemark) 24-30 août 1996, Caen, Centre
de Recherches Archéologiques Médiévales de l'Université de Caen, 1998, p. 241-250
VERHAEGHE 1980
VERHAEGHE Frans, "Bijdrage tot het archeologisch onderzoek van de middeleeuwse rurale
bewoning in de Belgische kustvlakte", in: VERHULST A. & GOTTSCHALK M. K. E. (eds),
Transgressies en occupatiegeschiedenis in de kustgebieden van Nederland en België, Gent,
Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, 1980, p. 37-64
VERHAEGHE 1981A
VERHAEGHE Frans, "Medieval Moated Sites in Coastal Flanders", in: ABERG F. A. & BROWN
A. E., Medieval Moated Sites in North-West Europe (British Archaeological Reports
International Series 121), Oxford, British Archaeological Reports, 1981, p. 127-172
VERHAEGHE 1981B
VERHAEGHE Frans, "Moated Sites in Flanders: Features and Significance", in: HOEKSTRA T.
J., JANSSEN H. L. & MOERMAN I. W. L. (eds), Liber Castellorum. 40 variaties op het thema
kasteel, Zutphen, De Walburg Pers, 1981, p. 98-121
! 44!
Elektronische referenties
Vlaamse Landmaatschappij, "Sint Rijkers. projecten detail pagina", in: Vlaamse
Landmaatschappij (online), 2011,
www.vlm.be/algemeen/projecten/detail/Pages/default.aspx?itemid=183&webid=56d32dc9-
29d8-46c9-8224-467b784d49d8 (1 juni 2014)
Vlaamse Landmaatschappij, "Structuurplan Sint Rijkers 2011", in: Vlaamse
Landmaatschappij (online), 2011, www.vlm.be/SiteCollectionImages/vlm%20west-
vlaanderen/projecten/RVK%20Sint-Rijkers/structuurplan%20sint-Rijkers%202011.pdf (1
juni 2014)!
! 45!
Illustratielijst
Figuur. 1: locatie van Alveringem. Afbeelding afkomstig uit Apple Maps!
Figuur. 2: locatie van de site t.o.v. Alveringem. Afbeelding afkomstig uit Apple Maps
Figuur 3: foto van de noordzijde van de site. Foto gemaakt door Pieterjan Deckers tijdens de
prospectie
Figuur 4: Afbeelding van het structuurplan van de VLM (afbeelding afkomstig uit Vlaamse!
Landmaatschappij,! "Structuurplan! Sint! Rijkers! 2011",! in:! Vlaamse' Landmaatschappij'
(online),! 2011,! www.vlm.be/SiteCollectionImages/vlm%20west,
vlaanderen/projecten/RVK%20Sint,Rijkers/structuurplan%20sint,
Rijkers%202011.pdf!(1!Juni!2014)
Figuur 5: Detail van figuur 4. Afbeelding afkomstig uit Vlaamse! Landmaatschappij,!
"Structuurplan! Sint! Rijkers! 2011",! in:! Vlaamse' Landmaatschappij' (online),! 2011,!
www.vlm.be/SiteCollectionImages/vlm%20west,vlaanderen/projecten/RVK%20Sint,
Rijkers/structuurplan%20sint,Rijkers%202011.pdf!(1!juni!2014)
Figuur 6: Luchtfoto van de site (2012). Afbeelding afkomstig van het Nationaal Geografisch
Instituut.
Figuur 7: Kadastrale situatie van de site van Alveringem. Afbeelding afkomstig van de FOD
Financiën.
Figuur 8: Topografische kaart van 2003. Afbeelding afkomstig van het Nationaal Geografisch
Instituut
Figuur 9: Bodemkaart van de site. Afbeelding afkomstig van Geopunt Vlaanderen
Figuur 10: Bodemkaart van de site met hoogtelijnen. Afbeelding afkomstig van Geopunt
Vlaanderen
Figuur 11: Luchtfoto van Alveringem in 1952. Afbeelding afkomstig van het Nationaal
Geografisch Instituut.
Figuur 12: Satellietfoto van de site van Alveringem. Afbeelding afkomstig van Geopunt
Vlaanderen.
Figuur 13: Ferrariskaart van de site van Alveringem. Afbeelding afkomstig van Geopunt
Vlaanderen.
Figuur 14: Kaart van Vandermaelen. Afbeelding afkomstig van Geopunt Vlaanderen.
Figuur 15: Kaart van Popp. Afbeelding afkomstig van Geopunt Vlaanderen.
Figuur 16: Kaart van Vandermaelen en Popp op elkaar gelegd. Afbeelding afkomstig van
Geopunt Vlaanderen.
! 46!
Figuur 17: Kaart van Ferraris en Vandermaelen op elkaar gelegd. Afbeelding afkomstig van
Geopunt Vlaanderen.
Figuur 18: Kaart van Ferraris en Popp op elkaar gelegd. Afbeelding afkomstig van Geopunt
Vlaanderen.
Figuur 19: Satellietfoto van Alveringem met de twee circulaire vormen. Afbeelding afkomstig
van Geopunt Vlaanderen.
Figuur 20: De verschillende types van sites met walgracht. Afbeelding afkomstig uit: Frans
VERHAEGHE, "Moated Sites in Flanders: Features and Significance", in: HOEKSTRA T. J.,
JANSSEN H. L. & MOERMAN I. W. L. (eds), Liber Castellorum. 40 variaties op het thema
kasteel, Zutphen, De Walburg Pers, 1981, p. 104
Figuur 21: de drie sites geïdentifieerd door De Meulemeester. Afbeelding afkomstig uit
Johnny DE MEULEMEESTER, “Een circulaire versterking te Alveringem”, Archaeologica
Belgica 196 Conspectus MCMLXXVI, Brussel, Nationale Dienst voor Opgravingen, 1977, p.
73
Figuur 22: De vierde site, ALV I. Afbeelding afkomstig uit Johnny DE MEULEMEESTER,
“Geo-archeologische prospectie op middeleeuwse sites te Alveringem”, Archaeologia Belgica
258 Conspectus MCMLXXXIII, Brussel, Nationale Dienst voor Opgravingen, 1984, p. 132
Figuur 23: Brief van Johnny De Meulemeester aan de gemeentescretaris van Alveringem.
Foto genomen door de auteur.
Figuur 24: Microtopografische kaart van Johnny De Meulemeester van de site van
Alveringem. Afbeelding afkomstig uit Johnny DE MEULEMEESTER, “Een circulaire
versterking te Alveringem”, Archaeologica Belgica 196 Conspectus MCMLXXVI, Brussel,
Nationale Dienst voor Opgravingen, 1977, p. 76
Figuur 25: Het eiland Walcheren. Afbeelding afkomstig uit Peter A. HENDERIKX, "De
ringwalburgen in het mondingsgebied van de Schelde in historisch perspectief, in: VAN
HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse
ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 72
Figuur 26: Luchtfoto van Oost-Souburg in 1970. Afbeelding afkomstig uit Robert M. VAN
HEERINGEN, "De resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse
Ringwalburgen", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra
(eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995,
p. 21
Figuur 27: Plattegrond van Oost-Souburg. Afbeelding afkomstig uit Robert M. VAN
HEERINGEN, "De resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse
! 47!
Ringwalburgen", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra
(eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995,
p. 20
Figuur 28: luchtfoto van Middelburg. Afbeelding afkomstig uit Robert M. VAN HEERINGEN,
"De resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse Ringwalburgen", in: VAN
HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse
ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 29
Figuur 29: plattegrond van Middelburg. Afbeelding afkomstig uit Robert M. VAN HEERINGEN,
"De resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse Ringwalburgen", in: VAN
HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse
ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 22
Figuur 30: plattegrond van Domburg. Afbeelding afkomstig uit Robert M. VAN HEERINGEN,
"De resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse Ringwalburgen", in: VAN
HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse
ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 29
Figuur 31: luchtfoto van Burgh. Afbeeling afkomstig uit Robert M. VAN HEERINGEN, "De
resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse Ringwalburgen", in: VAN
HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse
ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 34
Figuur 32: plattegrond van Burgh. Afbeelding afkomstig uit Robert M. VAN HEERINGEN, "De
resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse Ringwalburgen", in: VAN
HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse
ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 33
Figuur 33: plattegrond van Oostburg. Afbeelding afkomstig uit Robert M. VAN HEERINGEN,
"De resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse Ringwalburgen", in: VAN
HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra (eds), Vroeg-Middeleeuwse
ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995, p. 20
Figuur 34: Oostburg op de kaart van Jacob van Deventer. Afbeelding afkomstig uit Robert M.
VAN HEERINGEN, "De resultaten van het archeologisch onderzoek van de Zeeuwse
Ringwalburgen", in: VAN HEERINGEN Robert M., HENDERIKX Peter A. & MARS Alexandra
(eds), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort, De Koperen Tuin, 1995,
p. 19
! 48!
Figuur 35: Locatie van de Deense ringwalburgen. Afbeelding afkomstig uit Else ROESDAHL,
"Les fortifications circulaires de l'époque viking au Danemark", Proxima Thulé 1 (1994), p.
27
Figuur 36: Luchtfoto van Trelleborg. Afbeelding afkomstig uit Else ROESDAHL, "Les
fortifications circulaires de l'époque viking au Danemark", Proxima Thulé 1 (1994), p. 29
Figuur 37: plattegrond van Trelleborg. Afbeelding afkomstig uit Else ROESDAHL, "Les
fortifications circulaires de l'époque viking au Danemark", Proxima Thulé 1 (1994), p. 31
Figuur 38: satellietfoto van de burg van Aggersborg. Afbeelding afkomstig uit Apple Maps
Figuur 39: plattegrond van Aggersborg. Afbeelding afkomstig uit Else ROESDAHL, "Les
fortifications circulaires de l'époque viking au Danemark", Proxima Thulé 1 (1994), p. 31
Figuur 40: reconstructie van de burg van Fyrkat. Afbeelding afkomstig uit Else ROESDAHL,
"Les fortifications circulaires de l'époque viking au Danemark", Proxima Thulé 1 (1994), p.
32
Figuur 41: plattegrond van Fyrkat. Afbeelding afkomstig uit Else ROESDAHL, "Les
fortifications circulaires de l'époque viking au Danemark", Proxima Thulé 1 (1994), p. 31
Figuur 42: foto van de geomagnetometer. Foto genomen door Steven Soutens tijdens de
prospectie.
Figuur 43: indeling van de site in vierkanten. Afbeelding gemaakt door de auteur.
Figuur 44: foto met de grens tussen het noordelijke en zuidelijke deel van de site. Foto
genomen door Pieterjan Deckers tijdens de prospectie.
Figuur 45: localisatie van de metaaldetectievondsten. Afbeelding gemaakt door Steven
Soutens.
Figuur 46: verwerking van de data. Afbeelding gemaakt door Steven Soutens.
Figuur 47: resultaten. Afbeelding gemaakt door Steven Soutens.
Figuur 48: resultaten. Afbeelding gemaakt door Steven Soutens.
Figuur 49: resultaten. Afbeelding gemaakt door Steven Soutens.
Figuur 50: sporen. Afbeelding gemaakt door de auteur.
Figuur 51: fragment van gordelgesp (object 1). Foto genomen door de auteur.
Figuur 52: muntgewichtje (object 2), voorzijde. Foto genomen door de auteur.
Figuur 53: muntgewichtje (object 2), achterzijde. Foto genomen door de auteur.
Figuur 54: muntgewichtje (object 2), afbeelding van de inscriptie. Foto genomen door de
auteur.
Figuur 55: boekverbinding (object 3). Foto genomen door de auteur.
Figuur 56: munt (object 4), voorzijde. Foto genomen door de auteur.
! 49!
Figuur 57: munt (object 4), achterzijde. Foto genomen door de auteur.
Figuur 58: munt (object 5). Foto genomen door de auteur.
Figuur 59: munt (object 6). Foto genomen door de auteur.
Figuur 60: rand van aardewerk (object 8). Foto genomen door de auteur.
Figuur 61: boekverbinding (object 9). Foto genomen door de auteur.
Figuur 62: munt (object 10), voorzijde. Foto genomen door de auteur.
Figuur 63: munt (object 10), achterzijde. Foto genomen door de auteur.
Figuur 64: fragment van aardewerk (object 12), voorzijde. Foto genomen door de auteur.
Figuur 65: fragment aardewerk (object 12), achterzijde. Foto genomen door de auteur.
Figuur 66: Knoop (object 13). Foto genomen door de auteur.
Figuur 67: fragment gordel (object 15). Foto genomen door de auteur.
Figuur 68: knoop (object 16). Foto genomen door de auteur.
Figuur 69: verweerde kettingfragment (object 17). Foto genomen door de auteur.
Figuur 70: munt (object 18), voorzijde). Foto genomen door de auteur.
Figuur 71: munt (object 18), achterzijde. Foto genomen door de auteur.
Figuur 72: munt (object 19), voorzijde. Foto genomen door de auteur.
Figuur 73: munt (object 19), achterzijde. Foto genomen door de auteur.
Figuur 74: fragment boekverbinding (object 20). Foto genomen door de auteur.
! 50!
Illustraties
Figuur 1: locatie van Alveringem (rode pin) en de site (paarse pin) t.o.v. Veurne
Figuur 2: locatie van de site (paarse pin) t.o.v. Alveringem (rode pin)
! 52!
Figuur 4 & 5: het structuurplan vermeldt het terrein als een archeologische site die verworven
moet worden
! 54!
Figuur 7: kadastrale situatie
?????
© 15/04/2014 Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie. Het publiek gebruik van dit niet-officiële document is onderworpenaan de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, die als enige bevoegd isvoor het afleveren van een officieel uittreksel.
Gecentreerd op:ALVERINGEM 1 AFD
Schaal: 1/10000Toestand Laatste fiscale versie. (01.01.2013)
! 59!
Figuur 12: satellietfoto van de site van Alveringem
Figuur 13: detail van de Ferarriskaart waar de site zich zou moeten bevinden
! 60!
Figuur 14: detail van de kaart van Vandermaelen waar de site zich zou moeten bevinden
Figuur 15: detail van de Popp-kaart met de site van Alveringem
! 61!
Figuur 16: kaart van Vandermaelen en Popp over elkaar
Figuur 17: kaart van Vandermaelen en Ferraris over elkaar
! 62!
Figuur 18: kaart van Ferraris en Popp over elkaar
Figuur 19: satellietfoto met de twee circulaire structuren. In het blauw, de site die het onderwerp is van deze paper. In het rood, de tweede circulaire structuur.
! 64!
Figuur 21: de drie sites geïdentificeerd door De Meulemeester (site 3 is de site van Alveringem besproken in deze paper)
! 66!
Figuur 23: scan van een brief van Johnny De Meulemeester aan de gemeentesecretaris van Alveringem
! 79!
Figuur 43: de indeling van de site voor de prospectie
Figuur 44: foto met de grens tussen het noordelijke (links) en zuidelijke (rechts) deel van de cirkel.