RKD-168 Bulletin 2012-Constance Scholten-

6
163 Portretten worden veelal aangebracht op papier, doek of paneel. Een deel heeft echter als drager een heel ander medium: glas, edelmetalen, marmer, ivoor, keramiek of textiel. Hier zal aandacht besteed worden aan een subcategorie van dit type: portretten op porselein uit de vier manufacturen die Holland in de achttiende eeuw rijk was. De beschreven voorwerpen uit de fabrieken van Weesp (1760-1768), Loosdrecht (1774-1784), Den Haag (1776-1790) en Amstel (1784-1814) bevinden zich voornamelijk in openbare collecties, een enkel stuk in een particuliere verzameling. PORSELEINDECORS Het gladde porselein was geschikt voor vrijwel elk gewenst decor en de plasticiteit van het kleimengsel zorgde ervoor dat men ook nagenoeg elke driedimensionale vorm kon maken. Het vroegste porselein werd voornamelijk beschilderd met oosterse motieven en bloemdecors, maar al snel volgden landschappen, genrescènes, dieren en portretten. Beeldjes en groepjes volgden deze ontwikkeling. Vooral toen in het Franse Vincennes de techniek van het biscuit porselein werd vervolmaakt zodanig dat sculptuurtjes, niet gehinderd door een vertekenende glazuurlaag, zo gedetailleerd werden dat ze niet onder deden voor fijn bewerkt marmer. In vrijwel alle porseleinfabrieken, ook de Hollandse, werden portretten van en op porselein vervaardigd, waarbij verschillende typen te onderscheiden zijn. VORSTENPORTRETTEN De eerste portretten in Europees porselein waren die van leden van het vorstenhuis onder wiens bescherming de manufactuur stond. Zo vervaardigde de manufactuur van Meissen al heel vroeg, in 1713, Portretten en Hollands porselein uit de achttiende eeuw CONSTANCE SCHOLTEN 1. Kop en schotel. Haags porselein, ca 1780, Den Haag, Koninklijk Huisarchief. Foto RKD

Transcript of RKD-168 Bulletin 2012-Constance Scholten-

163

Portretten worden veelal aangebracht op papier, doek of paneel. Een deel heeft echter als drager een heel ander medium: glas, edelmetalen, marmer, ivoor, keramiek of textiel. Hier zal aandacht besteed worden aan een subcategorie van dit type: portretten op porselein uit de vier manufacturen die Holland in de achttiende eeuw rijk was. De beschreven voorwerpen uit de fabrieken van Weesp (1760-1768), Loosdrecht (1774-1784), Den Haag (1776-1790) en Amstel (1784-1814) bevinden zich voornamelijk in openbare collecties, een enkel stuk in een particuliere verzameling.

PorsELEinDEcors

Het gladde porselein was geschikt voor vrijwel elk gewenst decor en de plasticiteit van het kleimengsel zorgde ervoor dat men ook nagenoeg elke driedimensionale vorm kon maken. Het vroegste

porselein werd voornamelijk beschilderd met oosterse motieven en bloemdecors, maar al snel volgden landschappen, genrescènes, dieren en portretten. Beeldjes en groepjes volgden deze ontwikkeling. Vooral toen in het Franse Vincennes de techniek van het biscuit porselein werd vervolmaakt zodanig dat sculptuurtjes, niet gehinderd door een vertekenende glazuurlaag, zo gedetailleerd werden dat ze niet onder deden voor fijn bewerkt marmer.in vrijwel alle porseleinfabrieken, ook de Hollandse, werden portretten van en op porselein vervaardigd, waarbij verschillende typen te onderscheiden zijn.

VorstEnPortrEttEn

De eerste portretten in Europees porselein waren die van leden van het vorstenhuis onder wiens bescherming de manufactuur stond. Zo vervaardigde de manufactuur van Meissen al heel vroeg, in 1713,

Portretten en Hollands porselein uit de achttiende eeuw

constAncE scHoLtEn

1. Kop en schotel. Haags porselein, ca 1780, Den Haag, Koninklijk Huisarchief. Foto rKD

164

2. Borstbeeld van ds. Jacobus Willemsen. Loosdrechts porselein, 1774, particuliere collectie. Foto Geert de Groot

een beeldje van keurvorst August i, de peetvader van het Europese porselein. De Berlijnse fabriek zorgde voor afbeeldingen van Frederik de Grote (1712-1786), die uit sint-Petersburg van catharina ii (1729-1796) en op instigatie van hertog Karel i van Braunschweig Wolffenbüttel (1713-1780) maakte de manufactuur in Fürstenberg borstbeeldjes van vrijwel alle leden van zijn familie. Holland kende geen vorstenhuis, de stadhouderlijke familie Van oranje-nassau kwam het dichtst in de buurt. op aardewerk werden zij van oudsher al vaak afgebeeld. De verschillende stadhouders en hun vrouwen zijn dan ook te vinden op talloze tegels, serviesgoed en pijpenkoppen.op Hollands porselein is echter slechts één voorbeeld bekend: een trembleuse uit de Haagse fabriek waarop stadhouder Willem V, zijn echtgenote en zijn drie kinderen in grisaille staan afgebeeld, omgeven door bladkransen en oranje appeltjes (afb. 1). De kop en schotel bevinden zich nog steeds in koninklijk bezit en zijn hoogstwaarschijnlijk een cadeau geweest van de eerste directeur, Anton Lyncker (1717/1718-1781). Een relatiegeschenk of als dank voor de deelname van de stadhouderlijke familie in de obligatielening die de fabrikant in 1779 uitschreef.

PortrEttEn VAn HistoriscHE En EiGEntiJDsE HELDEn

naast afbeeldingen van vorsten werden alom bekende schrijvers, dichters, componisten en filosofen in of op porselein vereeuwigd. Evenals eigentijdse en historische politici, krijgsheren en anderszins beroemde personen. regelmatig werden deze portretten op een voorwerp geschilderd, maar ook werd naar voorbeeld van een sculptuur of prent soms een borstbeeld gevormd. De gipsen bustes van componisten als Bach en Mozart die ook tegenwoordig nog menig piano sieren, zijn hiervan een overblijfsel.De manufactuur van Loosdrecht produceerde dergelijke borstbeelden in kleine oplage, uitgevoerd in biscuit porselein en naar voorbeeld van prenten door Jacob Houbraken (1698-1780), Aert schouman (1710-1792) en reinier Vinkeles (1741-1816). op één uitzondering na hebben deze bustes, waarvan de productie deels ook nog in de Amstelfabrieken doorging, een patriottische connotatie. Het betreft historische figuren die door hun dappere, vaderlandslievende en/of oranje-kritische houding pasten bij het patriottische gedachtengoed. Bijvoorbeeld Kenau simonsdochter Hasselaer (1526-1588/9) die zich actief verzette tegen de spaanse overheersing. Verder raadspensionaris Johan van oldenbarneveld (1547-1619), rechtsgeleerde Hugo de Groot (1583-1645), staatslieden Johan en cornelis de Witt (resp. 1625-1672 en 1623-1672) en vlootvoogden Michiel de ruyter (1607-1676) en Maarten Harpertszoon tromp (1598-1653). De eerste twee heren werden vergezeld door hun echtgenotes, respectievelijk Maria van Utrecht (1553-1629) en Maria van reigersberg (1589-1653). ook werden borstenbeelden gemaakt van contemporaine patriottische helden, zoals voorman Joan Derk van der capellen tot den Poll (1741-1784) en de Amsterdamse burgemeester Hendrik Daniëlsz. Hooft (1716-1794). De buste van Wolter Jan Gerrit Baron Bentinck (1745-1781) is in dit gezelschap een vreemde eend in de bijt, omdat hij eigenlijk oranjegezind was. na zijn heldhaftig optreden in de slag om de Doggersbank op 5 augustus 1781, waarbij hij het leven liet, werd hij echter als nationale held door de patriotten geannexeerd.1

Daarnaast is uit Loosdrecht een serie van 22 borden bekend waarop figuren met een vergelijkbare, patriottische achtergrond zijn geschilderd.2 Hier zijn weliswaar ook Willem van oranje (1533-1584) en de stadhouders Willem ii (1626-1650) en Willem iii (1650-1702) afgebeeld, maar zij waren tenslotte medeverantwoordelijk voor het ontstaan en vormgeven van de republiek. Van ds. de Mol, de eigenaar van de Loosdrechtse

165

onderneming, is bekend dat hij geen aanhanger was van de patriotten. Zijn Amsterdamse klantenkring was dat echter grotendeels wel. Blijkbaar koos hij er voor om de markt te bedienen tegen zijn persoonlijke politieke voorkeuren in.Behalve de borden uit bovenstaande reeks zijn nog twee Loosdrechtse portretborden bekend. Deze horen niet tot de grote reeks, gezien de afwijkende randdecors. Beide dragen het portret van een politicus. Het ene van Gerard Aarnout Hasselaar (1698-1766), afgezant van de republiek bij de onderhandelingen rond de Vrede van Aken (1748) en het andere van raadpensionaris Jacob Gilles (1691-1765), overtuigd tegenstander van stadhouder Willem iV. Deze borden kunnen op zichzelf staande opdrachten geweest zijn of hebben deel uit gemaakt van een grotere, nu onbekende reeks.3 Het enige Loosdrechtse borstbeeld dat absoluut geen relatie had met de patriottische zaak, is dat van ds. Jacobus Willemsen (1698-1781) (afb. 2). Deze predikant en hoogleraar theologie aan de illustere school te Middelburg, was De Mols oude leermeester. Zijn vijftigjarig predikantsjubileum in 1774 viel samen met de eerste porseleinexperimenten van de Loosdrechtse dominee. Daarvoor had hij de porseleinschilder Louis Victor Gerverot (1747-1829) in dienst genomen. Gerverot, die op de hoogte was van het productieproces van porselein, reisde naar Duitsland om in Ansbach en schrezheim een aantal proefstukken te fabriceren. om er zeker van te zijn dat er geen porselein van elders voor eigen

productie uitgegeven zou worden, stuurde De Mol een net verschenen prent van Willemsens portret door reinier Vinkeles met het verzoek daarnaar enkele bustes te vervaardigen. Hiervan zijn er nu nog drie bekend, één exemplaar zal in 1774 ongetwijfeld als jubileumcadeau voor de leermeester hebben gediend, een andere bevond zich in 1789 in het huis van De Mols schoonzuster Eva van Eibergen. ook werd naar dezelfde prent een reliëfplaquette vervaardigd.4

Elders in Europa was het gebruikelijk om populaire auteurs en filosofen in of op porselein te vereeuwigen. De nederlandse markt had hier blijkbaar minder behoefte aan, want er is slechts één voorbeeld van bekend. op een chocoladekop van Ansbachs porselein, schilderde men in Den Haag een portret van de dichter en schrijver christian Fürchtegott Gellert (1715-1769) uit Leipzig.5 Gellert was een van de populairste dichters van de Duitse Verlichting en zijn portret verscheen op tal van porseleinen gebruiks- en siervoorwerpen. Dit ging na zijn dood in 1769 gewoon door, alleen de manufactuur in Meissen vervaardigde al drie verschillende Zimmer-Monumente, kleine gedenktekentjes waarop Gellerts portret de herinnering aan hem levend hield.6 in Holland bleef het waarschijnlijk bij deze ene chocoladekop.

siLHoUEtPortrEttEn

Dit type schaduwportret was in het laatste kwart van de achttiende eeuw enorm populair. De relatief snel en goedkoop te vervaardigen afbeeldingen werden

3. chocoladekop met schotel en deksel. Haags porselein, 1776-1790, particuliere collectie. Foto rKD

166

gebruikt als wandversiering, maar ook verwerkt in allerlei voorwerpen van kunstnijverheid. Hoewel de eerste silhouetportretten op Europees porselein toch weer vorsten en beroemdheden tonen, kregen nu ook eenvoudiger burgers de mogelijkheid hun portret op porselein afgebeeld te zien. Wanneer men zelf het silhouet aanleverde, kon dit in de manufactuur vrij eenvoudig en snel op bijvoorbeeld serviesgoed worden aangebracht. Het werd een gewild cadeau: een kopje met het portret van de ontvanger, de gever of beiden. ook ter gelegenheid van verlovingen en huwelijksverjaardagen werd dergelijk serviesgoed vervaardigd, waarbij de portretten vaak werden gecombineerd met een monogram, al dan niet gevormd door bloemslingers. Hoewel dit een aantrekkelijk concept lijkt, zijn er uit de fabrieken van Weesp en Amstel geen voorwerpen met silhouetportretten bekend. Uit die van Loosdrecht slechts één: een kop en schotel met een fijn uitgewerkt silhouet van een vrouw.7 De Haagse fabriek kreeg wel meer van dit soort opdrachten. Hiervan zijn bewaard gebleven een kopje met een silhouet van een dame met op het bijbehorende schoteltje een ingewikkeld spiegelmonogram8 en een chocoladekop met deksel en schotel. Deze kop toont aan de ene zijde een heer, aan de andere een dame en de schotel draagt de letter ‘P’ (afb. 3 en 4). over drie koppen uit het Haagse Gemeentemuseum waarop een damesportret, met op de onderzijde van één een silhouet van een heer, werd in het rKD-Bulletin al eerder geschreven.9

KLAssiEKE KoPPEn

De periode waarin het Hollands porselein werd geproduceerd, viel samen met de modestijlen Lodewijk XV en Lodewijk XVi. Deze laatste stijl, ook wel neo-classicisme genoemd, maakte gebruik van decoratiemotieven uit de klassieke oudheid. Vooral portretten van filosofen en romeinse keizers, meestal ontleend aan sculptuur of munten, waren daarbij populair. De productie van Weesp valt te vroeg voor klassieke elementen, maar de andere fabrieken maakten wel gebruik van deze voorbeelden.Zo is er uit Loosdrecht een serie van vijf portretmedaillons bekend waarop in reliëf de romeinse keizers claudius, Vespasianus, Domitianus, Augustus en titus zijn afgebeeld, geïnspireerd op plaques van Wedgwood.10 Verder komen klassieke koppen in Loosdrecht nog voor op enkele koppen en schotels, een inktstel, een pijpensleetje en een tafelbel, maar daarbij gaat het om puur decoratief gebruik. De koppen zelf zijn te weinig individueel voor echte portretten.11

De Haagse fabriek produceerde een complete lijn van koffie- en theeserviezen, lampetstellen en diverse typen vazen met nog niet geïdentificeerde, maar waarschijnlijk romeinse, keizerportretten als voornaamste decor.12 opvallend is dat van een type spoelkom zowel een Haags als een Loosdrechts exemplaar bestaat, identiek van vorm en voorstelling en alleen herkenbaar aan het merk. Aangezien de kom naadloos in de Haagse productie past en

4. chocoladekop met schotel en deksel (details). Haags porselein, 1776-1790, particuliere collectie. Foto rKD

167

voor Loosdrecht juist uniek is, was dit wellicht een eenmalige bestelling van een lokale opdrachtgever die hiermee zijn Haags servies na een onfortuinlijke valpartij weer compleet maakte.13

Uit de Amstelfabrieken, ten slotte, is in deze context alleen een stel kandelaars met de portretten van klassieke helden en heldinnen bekend.14

tWiJFELGEVALLEn

omdat van portretten niet altijd de zitter geïdentificeerd is, blijft soms de vraag of men bij een afbeelding van een menselijke figuur of gezicht te maken heeft met een portret of slechts met een type, een tronie. Bij portretten op porselein is dit niet anders: gaat het om personen in een genrevoorstelling of zijn er toch portretten in het spel?Uit de Weesper fabriek is een vroeg theeservies bekend met op elk onderdeel een menselijke figuur: elegante dames en heren, maar duidelijk ook leden van het dienstpersoneel. in het verleden is gesteld dat het bij de afgebeelde heer en dame om de oprichter graaf Bertram Ph.s.A. van Gronsveld Diepenbroick impel (1715-1772) en zijn echtgenote zou gaan.15 Dit slechts gebaseerd op overeenkomsten in kostuum en een minieme fysieke gelijkenis. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de graaf, eerder met zijn vrouw in volle glorie geschilderd door Guillaume de spinny (1721-1785),16 zich op deze vrij onbeholpen wijze op een servies wilde laten vereeuwigen. temeer daar hij tijdens een langdurig verblijf in Berlijn had gezien hoe gedetailleerd en kwalitatief hoogstaand portretten op porselein konden zijn. De identificatie lijkt dan ook meer op wishful thinking gebaseerd dan op enig historisch bewijs. Er is hier vrijwel zeker sprake van neutrale genrefiguren.Dat lijkt ook het geval te zijn met een Loosdrechtse schaal waarop een afbeelding van een apotheker in zijn werkvertrek.17 Waarschijnlijk is de voorstelling overgenomen van een prent waarop een standaardtype van een apotheker is afgebeeld, maar iets in de individualiteit van zijn trekken en zijn contemporaine uitstraling doet vermoeden dat het hier wellicht toch gaat om een, wellicht onbedoeld, portret van een onbekende geleerde.ten slotte is er een plaque uit de Haagse manufactuur.18 Deze plaque toont een voorstelling van een interieur waarin een man, een vrouw, een kind en een klein hondje. Door de houterige weergave van de voorstelling is de decoratieve functie vrij klein, terwijl dat toch het enige doel van een dergelijke plaque is. De figuren zijn op zich redelijk geschilderd, zij het wat stijf. Het zijn vooral

de meubelstukken die erg primitief aandoen, met een totaal onjuist perspectief. Wat heeft de leiding van de fabriek bewogen een dergelijke prijzige plaque te voorzien van een amateuristisch tafereel, terwijl er voldoende professionele schilders in dienst waren? Was het een eenmalige poging van een buitenstaander om een persoonlijke situatie met hem of haar bekende personen weer te geven? Zolang er hiervoor echter geen documentaire bewijzen te vinden zijn, valt ook deze plaque voorlopig nog in de categorie genre.

tEn sLottE

Van de vier porseleinfabrieken die Holland in de achttiende eeuw rijk was, lijken alleen de Loosdrechtse en de Haagse manufacturen serieus werk gemaakt te hebben van portretten als decoratie. Hoewel het thema in de totale productie slechts een klein aandeel heeft, is het wel een interessante groep omdat de keuze van de afgebeelde personen een afspiegeling vormt van het sociale, culturele en vooral politieke klimaat uit de tijd.

1. W.M. Zappey et al., Loosdrechts porselein 1774-1784,

tent.cat. Amsterdam (rijksmuseum) 1988, pp. 291-297.

2. Ibidem, p. 208; Het Nederlandse porcelein, tent.cat.

Amsterdam (Museum Willet-Holthuysen), 1952, nr. 168

op ongenummerde pagina.

3. Zappey et.al. 1988 (noot 1), p. 207 (Hasselaar); W.J. rust,

Nederlands porselein, Amsterdam 1952, nrs. 32 en 33 op

ongenummerde pagina.

4. W.M. Zappey, ‘De Loosdrechtse porceleinfabriek 1774-

1784’, in: Zappey et.al. 1988 (noot 1), pp. 17, 289-299; J.

Estié, ‘Wit goud, beproefd, komende uit het vuur’. Een

biscuit buste van proefporselein’, Kunst & Antiekjournaal

9 (2004) nr. 12, pp. 12-13; A.W.A. van der Goes,

‘Loosdrechts porselein: functie en gebruik. De boedel van

Eva de Mol van Eibergen’, in: Zappey et.al. 1988 (noot

1), p. 81.

5. Amsterdam, Museum Willet-Holthuysen, inv.nr. W.H. 234.

6. K.l. Arndt, ‘Gellert im Denkmal’, Niederdeutsche Beiträge

zur Kunstgeschichte 39 (2000), pp. 161-196.

7. Zappey e.a. 1988 (noot 1), p. 281.

8. Veilingcat. Amsterdam (christie’s) 7 juni 1994, nr. 183.

9. c. scholten, ‘Drie koppen van Haags porselein’, RKD

Bulletin (2007) speciale uitgave: Portret in Beeld, pp.

46-51.

10. J.H. snijders, ‘Vijf romeinse Keizers uit Loosdrecht’,

Mededelingenblad Vrienden van de Nederlandse Ceramiek

92 (1978), pp. 24-31 en Zappey et.al. 1988 (noot 1), p. 300.

11. Zappey et.al. 1988 (noot 1), pp. 224-225 (kop en

schotels), p. 253 (inktstel), p. 256 (pijpensleedje) en p. 259

(tafelbel).

168

12. Den Haag, Gemeentemuseum, inv.nr. oc-1940-8a=b

(vaas), inv.nr. oc-1914-1/2 (twee hoge koppen), inv.

nr. oc-1976-1/1=5 (vijf koffiekopjes), inv.nr. oc-1987-

10a=b (trekpot met deksel), inv. nr. oc-1987-11/1=2

(twee theekopjes met schoteltjes), inv.nr. oc-1987-

12/1=2 (twee koffiekopjes en schoteltjes), inv.nr.

oc-1996-2 (kan). Amsterdam, stichting Hendrik de

Keyser (bruikleen Kasteel rosendael), inv.nrs. 5428-

5462 (44-delig koffie- en theeservies), etc.

13. Zappey et.al. 1988 (noot 1), p. 220. Voor beide kommen:

veilingcat. Amsterdam (christie’s) 2 mei 2006, nr. 420.

14. W.M. Zappey, ‘Porseleinwerkers aan de Amstel’,

Mededelingenblad Vrienden van de Nederlandse

Ceramiek 86/87 (1977), p. 86.

15. D.A. van Krevelen, ‘Vroeg-Weesper porselein met

afbeeldingen van de stichter van de manufactuur en

zijn echtgenote’, Antiek 13 (1978) nr. 9, pp. 610-619;

veilingcat. Amsterdam (christie’s) 7 juni 1994, nrs. 194-

195.

16. Weesp, Gemeentemuseum, zie: rKDimages,

kunstwerknrs. 157617 en 125213.

17. Zappey et.al. 1988 (noot 1), p. 286.

18. Den Haag, Gemeentemuseum, inv.nr. oc-1973-10;

c.L.H. scholten, Haags porselein 1776-1790. Een

‘Hollands’ product volgens de internationale mode,

Zwolle/Den Haag 2000, pp. 59, 113 en 128.