Hendrickx, S., Postkaarten als facebook voor studentes van de Ursulinen in 1899. De Maaseikenaar,...

10
De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3 149 Postkaarten als facebook voor studentes van de ursulinen in 1899 postkaarten een belangrijk, nieuw communicatiemiddel. Aanvankelijk betreft het kaarten versierd met lithografieën, die echter slechts een deel van het beschikbare oppervlak van de kaart in beslag nemen. In België komen postkaarten met foto’s in omloop vanaf 1894. Vanzelfsprekend gebeurde dit eerst in de grote steden. Op de oudste postkaart die voor Maaseik gekend is, staat het klooster der ursulinen afgebeeld (Fig. 1a-b). Het vroegst gedateerde exemplaar dat ons bekend is, werd geschreven op 15 augustus 1895 en een dag later te Maaseik afgestempeld 1 . Eén zijde is voorbehouden voor het adres van de bestemmeling (voorzijde) (Fig. 1b). Naast het opschrift “Carte Postale. Postkaart” lezen we hier ook nog “Côté réservé à l’adresse - Zijde voor ’t adres alleen”, want in die tijd mochten op de voorzijde geen mededelingen geschreven worden. Dit zal enkele jaren later veranderen in de klassieke splitsing van de voorzijde, met aan de rechterkant het deel gereserveerd voor het adres en aan de linkerzijde het deel voor vrije tekst. De rugzijde van de postkaart is verticaal georiënteerd, waarbij de onderzijde gereserveerd is voor de geschreven mededeling. Op de bovenzijde is een foto afgedrukt, waarop we de grote binnenkoer met tuin van het klooster zien. Hier heeft zich een groot aantal personen verzameld, die echter moeilijk te onderscheiden zijn van de omgevende tuin. Alles tezamen moet het Stan Hendrickx Gedurende de laatste decennia van de 19de eeuw werden geïllustreerde Fig. 1a-b. Pensionnat des Religieuses Ursulines Maeseyck (verstuurd 16 augustus 1895, verzameling Henri Thijssen)

Transcript of Hendrickx, S., Postkaarten als facebook voor studentes van de Ursulinen in 1899. De Maaseikenaar,...

De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3

149

Postkaarten als facebook voor studentes van de ursulinen in 1899

postkaarten een belangrijk, nieuw communicatiemiddel. Aanvankelijk betreft het kaarten versierd met lithografieën, die echter slechts een deel van het beschikbare oppervlak van de kaart in beslag nemen. In België komen postkaarten met foto’s in omloop vanaf 1894. Vanzelfsprekend gebeurde dit eerst in de grote steden. Op de oudste postkaart die voor Maaseik gekend is, staat het klooster der ursulinen afgebeeld (Fig. 1a-b). Het vroegst gedateerde exemplaar dat ons bekend is, werd geschreven op 15 augustus 1895 en een dag later te Maaseik afgestempeld 1. Eén zijde is voorbehouden voor het adres van de bestemmeling (voorzijde) (Fig. 1b). Naast het opschrift “Carte Postale. Postkaart” lezen we hier ook nog “Côté réservé à l’adresse - Zijde voor ’t adres alleen”, want in die tijd mochten op de voorzijde geen mededelingen geschreven worden. Dit zal enkele jaren later veranderen in de klassieke splitsing van de voorzijde, met aan de rechterkant het deel gereserveerd voor het adres en aan de linkerzijde het deel voor vrije tekst. De rugzijde van de postkaart is verticaal georiënteerd, waarbij de onderzijde gereserveerd is voor de geschreven mededeling. Op de bovenzijde is een foto afgedrukt, waarop we de grote binnenkoer met tuin van het klooster zien. Hier heeft zich een groot aantal personen verzameld, die echter moeilijk te onderscheiden zijn van de omgevende tuin. Alles tezamen moet het

Stan Hendrickx

Gedurende de laatste decennia van de 19de eeuw werden geïllustreerde

Fig. 1a-b. Pensionnat des Religieuses Ursulines Maeseyck (verstuurd 16 augustus 1895, verzameling Henri Thijssen)

De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3

150

exemplaren afkomstig zijn van studentes van de ursulinen. Blijkbaar waren zij erg trendgevoelig voor dit nieuwe medium. Hierin speelde zeker mee dat postkaarten niet alleen een communicatiemiddel waren, maar ook verzamelobjecten. Regelmatig wordt op de kaarten vermeld dat ze bedoeld zijn voor de verzameling van de geadresseerde. Vaak is dat zelfs de enige mededeling.De postkaart uit 1895 toont aan dat het nieuwe medium te Maaseik reeds vrij vroeg gebruikt werd. Dit zegt echter niets over het al dan niet populair zijn van Maaseik op dat ogenblik, maar enkel over het belang van het internaat der ursulinen. Immers, wanneer in 1897 de volgende postkaart van Maaseik opduikt, stelt deze opnieuw het klooster van de ursulinen voor. Deze keer gaat het om

een lithografie, waarop we andermaal de binnenkoer met omringende gebouwen van het ursulinenklooster zien (Fig. 2). Van deze kaart zijn meerdere exemplaren bekend, met als oudste afstempeling 2 december 1897 2. Vermoedelijk moest ze de voorgaande postkaart vervangen, waarvan het goed mogelijk is dat de ursulinen vonden dat de kwaliteit te wensen overliet. Gedurende de eerste decennia van de 20ste eeuw zullen trouwens meerdere series postkaarten van de ursulinen gedrukt worden, die aantonen dat de populariteit ervan niet beperkt bleef tot de eeuwwisseling.

om een 100-tal mensen gaan, maar ze zijn zodanig klein afgebeeld, dat geen details zichtbaar zijn. Wel valt op dat degenen die op de voorgrond staan, een wit vlekje hebben op de plaats van het gezicht. Dit moet het effect zijn van de witte kappen die de ursulinen droegen. Achter hen zullen de “pensionnaires” (studenten) gestaan hebben. Nog verder naar achter, tegen het hoofdgebouw van het klooster, staat een kleinere groep mensen. Eventueel zijn dit de werkzusters en het overige personeel van het klooster. Deze indeling in drie groepen zou goed overeenkomen met de hiërarchische structuur van een ursulinenklooster op het einde van de 19de eeuw (cf. Verheyen 1999). Het lijkt er in elk geval op dat de voltallige kloosterbevolking was opgetrommeld voor het nemen van de foto.

Op de juist besproken postkaart wordt geen uitgever vermeld, maar de kans is groot dat het initiatief van de ursulinen zelf uitging. Hun elitaire kostschool had immers een internationaal karakter en aangezien de studentes meestal gedurende maanden intern waren, werd vanzelfsprekend veel gecorrespondeerd met het thuisfront. Hiervoor waren postkaarten op het einde van de 19de eeuw een welkome, “moderne” aanvulling op de traditionele brieven. Het valt trouwens op dat tussen de postkaarten die in Maaseik tussen 1899 en 1905 verstuurd werden, erg veel

Fig. 2a-b. “Pensionnat des Ursulines Maeseyck” (verstuurd 2 december 1897)

De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3

151

en het standbeeld van de gebroeders Van Eyck in één zicht), de Bospoort/Bosstraat en het klooster van de ursulinen zullen altijd klassiekers blijven in de Maaseiker postkaarten. Dit geldt eveneens voor de Bosmolen, maar die wordt vanuit een ongebruikelijke hoek afgebeeld, samen met het slachthuis, en krijgt als onderschrift “Plaats der ramp van 1880 (Boschpoort)”. Hiermee wordt verwezen naar de overstroming in de winter van 1880, waarbij “Maître des Postes” August Gaspard Magniet en student farmacie Henri Rademakers in de buurt van de Bosmolen verdronken (Aendekerk 1971). Daarnaast wordt aandacht besteed aan de kerken van Aldeneik en Heppeneert en aan de kapel van Harlindis en Relindis te Aldeneik, die eveneens deel zullen uitmaken van het latere postkaartenrepertoire. Minder vanzelfsprekend zijn twee afbeeldingen van Sint-Jansberg, waarvan één een weinig zeggend landschap is, terwijl op

In 1899 komt de eerste serie postkaarten met foto’s van Maaseik in omloop3. Ze werden gedrukt door de uitgeverij van Joannes Hougaerts (Elen 1840 – Maaseik 1904) (Driessen 1995), die op dat ogenblik op de Markt gevestigd was (Fig. 3) en onder meer het katholieke Maeseycker Weekblad uitgaf. Het betreft een serie van twaalf kaarten met een uniforme vormgeving op een blauwe achtergrond (Fig. 4-15)4.Zoals reeds het geval was voor de eerste postkaart van de ursulinen, lezen we op de voorzijde “Carte Postale. Postkaart” en “Côté réservé à l’adresse - Zijde voor ’t adres alleen” (Fig. 16). Op de rugzijde treffen we een foto met legende aan. De foto neemt niet het volledige oppervlak van de kaart in beslag om ruimte te laten voor een geschreven boodschap. De afmetingen van de foto’s variëren van kaart tot kaart. Het merendeel van de onderwerpen is vrij voorspelbaar. De Maasbrug, de Markt (met het stadhuis

Fig. 3. Markt met zicht op Stoomdrukkerij J. Hougaerts (ca. 1907)

De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3

152

de andere het klooster der augustijnen te zien is. De opvallende aandacht voor Sint-Jansberg is vermoedelijk te verklaren door het feit dat dezelfde foto’s ook gebruikt werden voor kaarten die publiciteit maken voor het “Gesticht St.Jansberg Maeseyck. Voor zenuwlijders en rustende Heeren” (Fig. 17). Opmerkelijk zijn twee kaarten met foto’s van respectievelijk de tramlijn Maaseik-Bree en de tramlijn Maaseik-Lanaken. Hieraan werd blijkbaar zodanig veel belang gehecht dat op de laatste kaart de tramlijn vermeld wordt, ondanks het feit dat de tram zelf in geen velden of wegen te bespeuren is. Hierbij kan nog opgemerkt worden dat op de foto van de Bospoort het “Café du Tram” prominent aanwezig is. Het is duidelijk dat de foto’s zich enerzijds richten op de bedevaartsoorden Aldeneik en Heppeneert en anderzijds het “moderne” Maaseik met de brug over de Maas en de tramlijnen willen tonen. Opvallend afwezig zijn de Catharinakerk en het klooster van de kruisheren, alhoewel die later veelvuldig op postkaarten zullen prijken. Eveneens afwezig zijn de oude gevels van de Maaslandse renaissance, waarvoor op het einde van de 19de eeuw nog niet veel belangstelling bestond.

Fig. 7. “Maesbrug te Maeseyck”

Fig. 4. “Maeseyck. - Gezicht op de Boschstraat”

Fig. 5. “Boschpoort, Tramlijn Maeseyck – Brée”

Fig. 6. “Heiligdomsplaats van O.L.Vr. van Rust te Heppeneert (Maeseyck)”

De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3

153

Fig. 8. “Klooster der EE. PP. Augustijnen (St-Jansberg) bij Maeseyck”

Fig. 9. “Klooster der EE. Ursulinen, Maeseyck”

Fig. 10. “Gezicht op St-Jansberg, Aldeneyck-Maeseyck”

Fig. 11. “Boschpoort, Tramlijn Maeseyck – Lanaeken”

Fig. 12. “Kapel H.H. Relindis-Harlindis, Aldeneyck”

Fig. 13. “Plaats der ramp van 1880 (Boschpoort) Maeseyck”

Fig. 14. “Maeseyck (Markt) Fig. 15. “Romaansche kerk, Aldeneyck”

De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3

154

bevatten veel storende zwarte vlekjes. Deze komen veel minder voor wanneer de foto’s nadien opnieuw gebruikt worden en kunnen dus niet op rekening van de fotograaf geschreven worden, maar moeten het gevolg zijn van de vrij rudimentaire druktechnieken van Joannes Hougaerts. Dit blijkt trouwens ook uit het feit dat de omtrekken van de afbeeldingen op een duidelijk zichtbare manier “uitgesneden” worden, waarvan de “bijgeknipte” bomen op één van de kaarten (fig. 5) een evident voorbeeld zijn. Enkele jaren later zal Hougaerts echter postkaarten drukken, die de vergelijking met die van zijn tijdgenoten wel kunnen doorstaan. Maar desondanks blijft het een feit dat Maaseik op het einde van de 19de eeuw zeker niet vooropliep in de fotografische documentatie. Dit blijkt ook uit een ons bekende postkaart die verstuurd werd op 22 februari 1902, misschien door een oud-studente der ursulinen, naar een andere. Hierin merkt de afzendster op: “Je n’ai pas encore eu l’occasion de faire photographier ici, (tu sais qu’il n’y a pas de photographe dans l’antique cité de Maeseyck!).”

Postkaarten dienen in principe natuurlijk om verstuurd te worden en alhoewel we mogen aannemen dat de door Joannes Hougaerts gedrukte serie van twaalf kaarten regelmatig in haar geheel gekocht werd, is voor zover we weten

Op één kaart (Fig. 10) wordt in de linker benedenhoek de fotograaf geïdentificeerd als “Jean Malvaux Ph[otographe]”. Vermoedelijk zijn alle foto’s op de serie postkaarten die door Hougaerts werd uitgegeven, van zijn hand of van één van zijn medewerkers. Jean Malvaux stond in Brussel aan het hoofd van een familiale firma, gespecialiseerd in fotogravure, die in juli 1899 omgevormd werd tot de N.V. “Etablissements Jean Malvaux”. Deze firma maakte in het begin van de 20ste eeuw furore door het uitgeven van kunstboeken in kleur5. Het is opmerkelijk dat Joannes Hougaerts beroep heeft gedaan op een echte specialist, die vermoedelijk niet goedkoop zal geweest zijn en het mag dan ook geen verwondering wekken dat de foto’s op de hier besproken kaarten ook nog voor de reeds vermelde heruitgaven en publicitaire doeleinden gebruikt werden. Hij moest wel buiten Maaseik gaan zoeken, want op het einde van de 19de eeuw was geen enkele fotograaf in de stad gevestigd. Toch is het opmerkelijk dat hij zijn heil zocht in Brussel en niet in Hasselt of Maastricht, waar op dat ogenblik meerdere fotografen beschikbaar waren. Helaas is het gedrukte resultaat niet echt overtuigend en zeker niet in overeenstemming met de topkwaliteit die Malvaux in zijn eigen uitgeverij afleverde. De door Hougaerts afgedrukte foto’s zijn vrij grofkorrelig en

Fig. 16. Adreszijde van fig. 5 Fig. 17. “Gezicht op St-Jansberg, Aldeneyck-Maeseyck”, met publiciteit voor het “Gesticht St. Jansberg”

De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3

155

Raymonde kon tot nu toe niet geïdentificeerd worden, maar was zonder twijfel een generatiegenote6. Hoe beide jongedames elkaar hebben leren kennen, kunnen we niet afleiden uit de kaarten, maar gezien hun leeftijd en het foutloze Frans van Raymonde evenals het feit dat Jeanne niet in Maaseik maar in Tongeren woonde, is de kans reëel dat het studentes waren bij de ursulinen. Het samengestelde zinnetje past prima in deze context, want het verwijst in dat geval naar de periode die ze als internen samen zullen doorbrengen. Blijft de vraag of het over een periode van drie of tien maanden gaat. In het eerste geval zouden ze van zaterdag 7 oktober 1899 tot begin januari 1900 samen zijn en in het tweede van zaterdag 30 september 1899 tot einde juli 1900. Het tweede lijkt weinig waarschijnlijk, omdat op het einde van de 19de eeuw juli en augustus reeds vakantiemaanden waren. We mogen dus aannemen dat “Encore dix Jours Et Nous Serons réunis pour Trois Mois” de correcte lezing is van het zinnetje waar Raymonde zo veel moeite aan besteedde. Indien we de drie maanden letterlijk nemen, betekent dit echter wel dat de studentes tot na nieuwjaar 1900 in het internaat bleven. Maar het was in die tijd zeker niet ongebruikelijk dat internen de kerstperiode doorbrachten in het internaat en niet bij hun familie (cf. Verheyen 1999: 23-24).

De correspondentie tussen Raymonde en Jeanne beperkte zich niet tot de hier aangehaalde serie postkaarten. Raymonde verstuurde op 14 september 1899 - bijna twee weken voor de “Encore dix jours …” serie - een kaart, waarop enkel een geplande brief aangekondigd wordt7. Dit doet ze nogmaals op 20 september. Deze laatste kaart verdient een speciale vermelding. Ze toont een zicht op de Bospoort, in de richting van de Bosstraat (Fig. 18). Het drukwerk is duidelijk van een betere kwaliteit dan dat van de serie kaarten die

enkel de hier besproken serie verstuurde kaarten als één geheel bewaard gebleven. Van de twaalf kaarten werden er tien tegelijkertijd te Maaseik afgestempeld op 27 september 1899 en op 28 of 29 septem ber bij aankomst in Tongeren (Fig. 16). Op iedere kaart staat slechts één woord geschreven en het is vanzelfsprekend de bedoeling dat de kaarten in de juiste volgorde gelegd worden om een zin te bekomen. Het feit dat meerdere woorden met een hoofdletter beginnen maakt het moeilijk om te zeggen welk woord als het begin van de zin moet beschouwd worden. Maar enkel achter het woord “Mois” staat een punt en hierdoor bestaat er geen twijfel over dat “Mois” het laatste woord van de zin is. In dat geval zijn slechts twee lezingen mogelijk: “Encore dix Jours Et Nous Serons réunis pour Trois Mois” of “Encore Trois Jours Et Nous Serons réunis pour dix Mois”. Andere zinvolle combinatiemogelijkheden lijken uitgesloten. De postkaarten zijn gericht aan “Mademoiselle J. Delvigne, 22 Chaussée de St. Trond, Tongres”, maar niet gesigneerd door de afzender. één dag na de verzending van de tien kaarten volgt op 28 september nog een kaart, waarop de afzendster enkel haar voornaam schrijft, “Raymonde”. De twaalfde kaart van de serie werd reeds op 25 augustus verstuurd. Hieruit blijkt dat de geadresseerde voluit Jeanne Delvigne heet en dat Raymonde juist hersteld is van een ziekte.

Jeanne Delvigne kan met vrij grote zekerheid geïdentificeerd worden. In het Tongerse weekblad “De Postrijder” van 10 oktober 1910 wordt haar huwelijk aangekondigd met Joseph Stas uit Rukkelingen-aan-de-Jeker (Roclenge-sur-Geer). Ze overleed te Brussel op 13 januari 1965, maar werd begraven te Rukkelingen (Het Belang van Limburg, 16 januari 1965). Jeanne Delvigne moet dus nog vrij jong geweest zijn, toen ze de postkaarten uit Maaseik ontving.

De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3

156

aantrekkelijker te maken. In Wenen ontstond dan ook een bloeiende industrie van postkaartproducenten. Een beetje zoeken op internet geeft aan dat Weiss & Dreykurs graag geretoucheerde foto’s gebruikte en een voorkeur had voor in het rood gedrukte opschriften. Het moet als vaststaand aangenomen worden dat de kaart in Wenen gedrukt werd door Weiss & Dreykurs, maar het blijft een open vraag hoe een bestelling uit Maaseik in Wenen terechtkwam. Weiss & Dreykurs hebben kaarten gedrukt voor het gehele Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, maar voor zover kon nagegaan worden bestaan er geen postkaarten van Belgische steden die door deze firma gedrukt werden, behalve de hier besproken kaart van Maaseik. Maar van deze kaart bestaat nog een tweede versie, deze keer met het correcte opschrift “Maeseyck” in hetzelfde opvallende rode lettertype als “Podbrezje” op de andere kaart (Fig. 19)8. De verwijzing naar Weiss & Dreykurs ontbreekt echter. In plaats daarvan vinden we links onder op de kaart “B & R., A. 5178”. Een kaart met de afbeelding van het standbeeld der gebroeders Van Eyck heeft hetzelfde opschrift, maar met het nummer A. 51759. Het nummer identificeert dus de kaart en B & R moet beschouwd worden als de uitgever, waarover we echter niets terugvonden. De identificatie van deze uitgeverij zou eventueel kunnen helpen om een verband te zoeken met Weiss & Dreykurs.

door Joannes Hougaerts uitgegeven werden. Het gaat om een foto waarvan een groot aantal details sterk geretoucheerd werden in tekening. Veel opvallender zijn echter de opschriften. Links boven lezen we “Podbrezje” en in veel kleinere letters kunnen we rechts boven met veel moeite, grotendeels verborgen door de bomen, “Weiss & Dreykurs. Dunaj.” ontcijferen. De betekenis van het laatste is vrij gemakkelijk te achterhalen. Weiss & Dreykurs was een belangrijke producent van postkaarten in Wenen, een stad die in het Sloveens “Dunaj” wordt genoemd. En het Sloveens zet ons op weg naar Podbrezje, een dorp in Slovenië op een goede 30 kilometer ten noordwesten van Ljubljana. Het is vanzelfsprekend minder evident om te verklaren waarom de naam van een Sloveens dorp op een zicht van de Bospoort te Maaseik staat. De enige verklaring die we kunnen voorstellen, is dat vanuit Maaseik postkaarten werden besteld bij Weiss & Dreykurs in Wenen en dat deze met een verkeerd opschrift geleverd werden. Het is niet toevallig dat we in Wenen terechtkomen, want de voorloper van de postkaart, de Correspondenz-Karte (zonder afbeeldingen), werd in het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk ingevoerd in 1869. Aanvankelijk was de uitgave van deze kaarten een staatsmonopolie, maar vanaf 1875 mochten ook privé-bedrijven kaarten uitgeven en werden afbeeldingen toegevoegd om ze

Fig. 19. Zicht op de Bospoort, B&R A. 5178Fig. 18. Zicht op de Bospoort met opschrift “Podbrezje”

De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3

157

konden gelezen worden. Zoals het voorbeeld van Raymonde en Jeanne aantoont, werden postkaarten vaak gebruikt om het schrijven van brieven aan te kondigen. Maar ondanks hun schijnbare inhoudsloosheid werd aan postkaarten toch erg veel belang gehecht. Ze worden een vorm van communicatie die een doel op zichzelf is, met een belangrijke impact voor het opbouwen en onderhouden van sociale netwerken. In dit opzicht is de vergelijking met de huidige sociale media erg duidelijk. Deze zijn fundamenteel voor het uitbouwen van sociale en professionele netwerken. Het sociale aspect is erg belangrijk voor adolescenten, die vriendschappen willen onderhouden en zichzelf positioneren binnen groepen leeftijdsgenoten. In dit opzicht kunnen postkaarten beschouwd worden als de verre voorlopers van facebook. Het valt trouwens op dat het vooral jonge mensen zijn, die tijdens de laatste jaren van de 19de eeuw zeer snel de mogelijkheden van het nieuwe medium postkaart ontdekt hebben en een originele vorm van correspondentie in erg korte mededelingen ontwikkelen. Daarbij horen ook experimenten, zoals dat van Jeanne, die één enkele zin uitspreidt over tien postkaarten. Dit moet echter vrij uitzonderlijk geweest zijn, want er zijn ons geen andere Maaseiker postkaarten van rond 1900 bekend, waarop slechts één woord geschreven is10. Hieraan zullen de bijhorende kosten wel niet vreemd geweest zijn. De prijs van de postkaarten zelf is ons niet bekend, maar op iedere kaart kleeft een zegel van vijf centiem, waardoor de hele onderneming minstens een halve frank kostte. Dit is een niet-verwaarloosbaar bedrag, aangezien een volwassen arbeider in 1896 tussen 2 en 4,5 frank per dag verdiende (Ministère de l’Intérieur 1902: 80). Maar het mag uitgesloten worden dat Jeanne uit een arbeidersmilieu afkomstig was. Het zal integendeel om iemand uit de welgestelde bourgeoisie gaan, die het

Maar keren we terug naar Raymonde en Jeanne. In het totaal stuurde Raymonde tussen 14 en 28 september minstens 13 kaarten en twee brieven naar Jeanne. We weten niet hoe regelmatig Jeanne terugschreef naar haar vriendin, maar ze blijkt in elk geval een ijverige verzamelaarster van postkaarten geweest te zijn. De kaarten die ze van Raymonde ontving, vertonen op de vier hoeken lichte indrukken van “bandjes”, die erop wijzen dat ze lang in een album hebben gestoken. Daarnaast werden op de gespecialiseerde website Delcampe meerdere andere kaarten aangetroffen, die aan haar gericht waren, maar door andere afzenders. Het lijkt telkens om vrouwelijke leeftijdsgenoten te gaan en er kan geen twijfel over bestaan dat Jeanne Delvigne met hen een uitgebreide briefkaartencorrespondentie voerde.

Het interessante aan de serie kaarten die Raymonde verstuurde, is dat ze inhoudelijk niets nieuws melden aan Jeanne. Het was voor beiden zeer duidelijk dat ze opnieuw drie maanden samen zouden doorbrengen en wanneer ze elkaar terug zouden zien. Vandaag de dag lijkt dit niets bijzonders, want er worden onvoorstelbare hoeveelheden in de praktijk totaal overbodige boodschappen verstuurd via sms, facebook, twitter en andere al dan niet sociale media. In de 19de eeuw lag dit aanvankelijk totaal anders. Men stuurde brieven om informatie te verstrekken, die weliswaar zeer divers van aard kon zijn, maar die een inhoudelijke relevantie bezat. Vanaf het einde van de 19de eeuw heeft de postkaart hierin verandering gebracht. Een zeer belangrijk deel van de postkaarten werd enkel verstuurd om een groet over te brengen en heeft daardoor een erg vluchtig karakter. “Ernstige” boodschappen werden nog steeds gereserveerd voor brieven, die in tegenstelling tot postkaarten niet door een postbode of andere indiscrete ogen

De Maaseikenaar, jaargang XLIV, 2013, nr. 3

158

3. Op dat ogenblik was reeds een serie postkaarten

met getekende illustraties in omloop gebracht door

uitgeverij Vanderdonck (de uitgeverij is niet op alle

kaarten vermeld), waarvan de vroegste

afgestempelde exemplaren uit 1898 dateren.

Daarnaast zijn ook enkele kaarten met foto’s

gekend, die net zoals de hier besproken serie in

1899 verstuurd werden, maar waarvan de uitgever

niet vermeld is op de kaarten en waarvan het

evenmin duidelijk is of ze al dan niet deel uitmaken

van een serie.

4. Van deze kaarten bestaan ook versies met een

witgele en een roze achtergrond maar uitgaande

van de gekende afstempelingen zijn deze

vermoedelijk iets recenter dan de versie met blauwe

achtergrond.

5. http://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_012020_

FRE

6. In de zeer uitgebreide verzameling doodsbrieven en

bidprentjes die in het Documentatiecentrum te

Maaseik bewaard wordt, komt geen Raymonde

voor en de kans is dan ook zeer groot dat zij zoals

Jeanne Delvigne niet uit Maaseik afkomstig was.

7. Het betreft een kaart met een zicht op de Bosstraat,

waarop echter enkel cursief in het rood “Maeseyck”

vermeld wordt. Met hetzelfde lettertype en het

opschrift “Maeseyck. Urseline Klooster” bestaat ook

een kaart met een zicht op de voorgevel van het

klooster der ursulinen.

8. Het ons bekende exemplaar is afgestempeld op 25

september 1900.

9. Eveneens afgestempeld op 25 september 1900.

10. We kennen wel verschillende voorbeelden van twee

of meer postkaarten die gelijktijdig te Maaseik

gepost werden met eenzelfde “mademoiselle” of

“jufvrouw” als bestemmelinge.

11. Ik bedank met plezier Isabelle “Mouche”

Kraewinkels, Rik Nulens, Henri Thijssen en Pierrot

Van Haelst voor de inlichtingen die zij bezorgden

over postkaarten in hun verzamelingen.

zich kon veroorloven haar kinderen school te laten lopen bij de ursulinen en waarvan de dochters niet op een halve frank moesten kijken.De hier besproken serie postkaarten en het belang van postkaarten in het algemeen voor jonge dames uit de betere klasse laten ons toe een glimp op te vangen van de manier waarop de meisjes hun sociale netwerk opbouwden en onderhielden tijdens de overgang van de 19de naar de 20ste eeuw. Naast postkaarten speelde het uitwisselen van portretfoto’s daarbij eveneens een belangrijke rol. Maar afgezien van de gebruikte media is er niet veel verschil met vandaag de dag. Intussen is het taalgebruik in de sociale media wel “iets” minder verzorgd en werd het Frans vervangen door het Engels …11

BibliografieAendekerk, J., De laatste “Maitres des Postes” van Maeseyck en de ramp van 1880. De Maaseikenaar, 2, 4 (1971): 27-30.Driessen, R., Joannes Hougaerts, drukker en uitgever (1840-1904). De Maaseikenaar, 26, 4 (1995): 221-224.Henkens, P., De oprichting van een “abattoir” te Maaseik anno 1849. De Maaseikenaar, 29, 4 (1998) : 210-214. Ministère de l’Intérieur et de l’Instruction publique. Industrie. Recensement de 1896, vol. XVIII, Bruxelles, 1902. Verheyen, H., 150 jaar Ursulinen te Maaseik. Deel 2. Maaseik, 1999.

Noten1. Van deze postkaart is ons slechts één ander

exemplaar bekend (verzameling Marcel Hendrickx),

dat echter niet gedateerd is.

2. Verzameling Marcel Hendrickx. Van deze kaart

bestaan minstens twee verschillende uitgaven. De

oudste (fig. 2) heeft een blanco voorzijde terwijl op

de voorzijde van de tweede uitgave “Carte postale

Postkaart” vermeld staat met daaronder drie lijnen

voor het adres, waarvan de eerste begint met een

sierlijke M.