G. HUSKENS, A drop in the ocean? Visies op de rol van de UNHCR in de Vietnamese...

27
FACULTEIT LETTEREN ONDERZOEKSEENHEID GESCHIEDENIS A drop in the ocean? Visies op de rol van de UNHCR in de Vietnamese bootvluchtelingencrisis (1979-1997) Leuven, 2015 Bachelorpaper Begeleider: prof. dr. P. Pasture Gert Huskens

Transcript of G. HUSKENS, A drop in the ocean? Visies op de rol van de UNHCR in de Vietnamese...

FACULTEIT LETTEREN ONDERZOEKSEENHEID GESCHIEDENIS

A drop in the ocean?

Visies op de rol van de UNHCR in de Vietnamese

bootvluchtelingencrisis (1979-1997)

Leuven, 2015

Bachelorpaper

Begeleider: prof. dr. P. Pasture

Gert Huskens

3

Inhoudsopgave

Inleiding .............................................................................................................................. 4

UNHCR voor dummies ...................................................................................................... 6

Speelbal van de internationale politiek ........................................................................... 9

Platform voor humanitaire vooruitgang ........................................................................ 13

Aziatische stem ............................................................................................................... 15

Besluit: Blijft het water te diep? ..................................................................................... 19

Bibliografie ....................................................................................................................... 21

Bronnen ................................................................................................................... 21

Literatuur ................................................................................................................. 21

Digitale informatie .................................................................................................... 26

Aantal tekens (incl. blanco’s en voetnoten): 60.005

4

Inleiding

“The Syrian crisis has become the biggest humanitarian emergency of our era, yet the world is failing

to meet the needs of refugees and the countries hosting them."1

Met deze woorden trachtte de huidige VN Hoge Commissaris voor Vluchtelingen António Guterres

onlangs de ernst van de Syrische vluchtelingenproblematiek duidelijk te maken. De beelden van

volgestouwde bootjes die vaak tevergeefs de Middellandse Zee proberen over te steken zijn intussen

welbekend. Daarnaast toont ook de vlucht van de Birmese Rohingya-bevolking dat de

bootvluchtelingproblematiek tegenwoordig hoog op de internationale agenda staat.2 Men lijkt echter te

vergeten dat dit fenomeen van bootvluchtelingen een precedent kent. In de jaren 70, 80 en 90 van de

vorige eeuw werden de Zuidoost-Aziatische kusten, in het kader van een algemene Indochinese

vluchtelingproblematiek, overspoeld met naar schatting twee miljoen Vietnamese bootvluchtelingen.

De context van zowel de dekolonisatie van Vietnam, als de afwikkeling van een proxy war, de

Vietnamoorlog, maakt dat de Vietnamese bootvluchtelingencrisis een unieke gebeurtenis in deze

periode van Koude Oorlog, maar ook post-Koude Oorlog was. De internationale respons vond vooral

plaats via de UNHCR, een agentschap van de VN bevoegd voor vluchtelingen. Als

intergouvernementele organisatie stond de UNHCR voor verschillende uitdagingen om binnen dit

kader zijn operaties succesvol, maar ook met respect voor zijn eigen waarden en ideeën, te

volbrengen. Deze paper zal onderzoeken hoe de hedendaagse literatuur de betrokkenheid van de

UNHCR in deze problematiek heeft geëvalueerd.

Al bijna onmiddellijk nadat het fenomeen van de Vietnamese bootvluchtelingen ontstond, heeft de

academische wereld hier bijzonder veel aandacht aan geschonken. De eerste onderzoeken hadden

vaak nog journalistieke trekken en focusten bijvoorbeeld op de omstandigheden waarin de vlucht

verlopen was of de beweegredenen van de vluchteling.3 In de jaren 80 en 90 volgden meer

diepgravende analyses waarin de focus lag op de omstandigheden in vluchtelingenkampen.4

Tezelfdertijd ontwikkelde er zich in de Angelsaksische wereld de invloedrijke trend om de integratie

van de eerste golf Vietnamezen in de Westerse wereld te onderzoeken.5 Meer recent richt het

1

‘UNHCR - Needs soar as number of Syrian refugees tops 3 million’, UNHCR (http://www.unhcr.org/53ff76c99.html). Geraadpleegd op 7 maart 2015.

2 ‘UNHCR urges governments to continue high seas live-saving operations’, UNHCR (http://www.unhcr.org/5551f31cfdd.html). Geraadpleegd op 12 mei 2015.

3 B. GRANT, Boat People: An ‘Age’ Investigation, 1980; B. WAIN, ‘The Indochina refugee crisis’, Foreign Affairs,

58 (1979), 160-181; G. CONDOMINAS en R. POTTIER, Les refugies originaires de l'Asie du sud-est : arriere plan historique et culturel, les motivations de depart : rapport presente au President de la Republique, Parijs, 1982; B. M. TSAMENYI, The Vietnamese boat people and international law, 1981.

4 B. M. TSAMENYI, ‘ The “boat people”: are they refugees?’, Human Rights Quarterly, 5 (1983), 348-373; P. S.

YUENG, ‘Vietnamse refugees and Singapore’s police, Southeasy Asian Journal of social Science, 18 (1990), 81-93; V. O’CONNOR SUTTER, The Indochinese Refugee Dilemma, Baton Rouge, 1990.

5 N. VIVIANI, The Long Journey :Vietnamese Migration And Settlement in Australia, Carlton, 1984; K. LE LUU,

Les Vietnamiens en France, insertion et identité, Parijs, 1985; K. B. CHAN en D. M. INDRA red., Uprooting, Loss and Adaptation: The Resettlement of Indochinese Refugees in Canada, Ottawa, 1987; L.-J. DORAIS, L. PILON-LÊ en H. NGUYEN, Exile in a Cold Land: A Vietnamese Community in Canada, New Haven, 1987; N. CAPLAN, J. K. WHITMORE en M. H. CHOY, The boat people and achievement in America : a study of family

5

onderzoek zich vooral op het identiteitsvraagstuk van de overzeese Vietnamezen en return migration.

Een voorlopig eindpunt van deze historische evolutie is het huidig Aziatisch perspectief dat zich richt

op de left-behinds.6 De studie naar de left-behinds en return migration toont ook dat het onderzoek

aansluiting vindt bij de huidige trend in het transnationaal onderzoek om meer te focussen op

migratienetwerken dan op het strikt verloop van migratie.7

Niet enkel de historische ontwikkeling van de specifieke literatuur over de Vietnamese

bootvluchtelingen, maar ook de bredere tendensen in de diaspora en migration studies zijn belangrijke

factoren in de hedendaagse studie naar deze gebeurtenissen. Ten eerste is er de tendens om de

migratie op te vatten als een langetermijnfenomeen. Zo pleitten de gebroeders Leo en Jan Lucassen

ervoor om het crisisparadigma achterwege te laten en de bredere context en verloop van migratie te

onderzoeken.8 Hoewel deze inzichten een grote invloed op migratieonderzoek hebben, zal blijken dat

de studie naar de Vietnamese bootvluchtelingencrisis zich hardnekkig aansluit bij het oudere verhaal

van crisis. Een tweede belangrijke stem die het debat rond migratie beïnvloedt is die van

diasporatheoreticus Gabriël Scheffer. De belangrijkste bijdrage van zijn Diaspora Politics: At home

abroad aan het migratiedebat is het onderscheid tussen state-linked en stateless migration.9 De

literatuur in deze traditie vertrekt niet vanuit het historisch fenomeen ‘Vietnamese bootvluchtelingen’,

maar kent zijn oorsprong in de studie naar de rol van de staten in migratie. Het is voornamelijk in deze

sfeer dat het onderzoek naar non-state actors zoals de UNHCR plaatsvindt.

Algemeen beschouwd richt deze paper zich voornamelijk op de literatuur met betrekking tot de

periode 1979-1997. In dit tijdsbestek bracht de UNHCR twee programma’s tot uitvoering, namelijk het

Orderly Departure Program (ODP) en het Comprehensive Plan of Action (CPA). Aangezien ook de

periode voorafgaand aan de acties van de UNHCR en de gevolgen van het beleid beide belangrijk

elementen vormen van het huidig onderzoek, zal er flexibel omgegaan worden met deze cesuren. De

mate waarin en de manier waarop deze organisatie al dan niet onafhankelijk zijn beleid kon voeren,

zal in dit onderzoek de hypothese zijn van waaruit de literatuur kritisch zal worden bekeken. Diverse

aspecten die bijdroegen of afbraak deden aan die onafhankelijkheid zoals: financiering, de rol van

bepaalde individuen, het belang van de staten, etc. zullen hierbij uitgebreid aan bod komen.

Logischerwijs zal deze paper de literatuur onderzoeken die zich richt op de geschiedenis van de

UNHCR of op meer specifieke elementen van zijn betrokkenheid. Deze publicaties komen uit

onderzoeksdomeinen zoals bijvoorbeeld: migration studies, refugee studies en UN studies. Opvallend

life, hard work, and cultural values, Ann Arbor, 1989; N. CAPLAN, M. H. CHOY en J. K. WHITMORE, Children of the Boat People: A Study of Educational Success, Ann Arbor, 1991; L. BORTON, Boat People and Vietnamese Refugees in the United States, Pittsburg, 1991; M. ZHOU en C.L. BANKSTON , Growing Up American: How Vietnamese Children Adapt to Life in the United States, New York, 1998.

6 Y. W. CHAN, ‘Revisiting the Vietnamese refugee era: an Asian perspective from Hong Kong’, Y. W. CHAN red.,

The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, Abingdon, 2011, 3-19 7 S. MACDONALD, ‘Transnational history: a review of past and present scholarship’, Onuitgegeven review, 2013,

14. 8

J. LUCASSEN en L. LUCASSEN red., Migration, Migration History, History: Old Paradigms and New Perspectives, Bern e.a., 1999, 9-38.

9 G. SCHEFFER, Diaspora Politics: At home abroad, Cambridge, New York en Madrid, 2006.

6

genoeg staat het onderzoek naar de UNHCR door historici daarentegen nog in haar

kinderschoenen.10

Veelzeggend is het gebrek aan aandacht voor de UNHCR of de bredere

vluchtelingenproblematiek in het werk van de invloedrijke Koude Oorlog historicus Odd Arne

Westad.11

Daarnaast zal ook de literatuur die voortvloeit uit de traditie van onderzoek naar de

bootvluchtelingen, met name het Aziatisch perspectief, vanuit deze onderzoeksvraag geanalyseerd

worden. Tot slot moet er nog op gewezen worden dat de literatuur over de Vietnamese

bootvluchtelingencrisis vaak schatplichtig aan het basiswerk Terms of Refuge: The Indochinese

Exodus and the International Response is.12

De academische wereld gebruikt zowel het gros van de

statistieken als het algemeen historisch verloop als rode draad in zijn studies.

Het onderzoek zelf zal verlopen volgens een vierdelige structuur. Het eerste hoofdstuk biedt zowel

een korte inleiding tot de werking en structuur van de UNHCR als een historiografische schets van de

debatten over de internationale politiek. Ten tweede volgt er een analyse van de argumenten die de

invloed van de staten als belangrijkste factor in de werking van de UNHCR zien. Ten derde wordt er

aandacht geschonken aan de gematigde posities. Deze beschouwen het beleid van de UNHCR als

een wisselwerking tussen eigen ambities en de speelruimte gegeven door de betrokken staten. Ten

slotte komt ook het Aziatisch perspectief aan bod. Dit perspectief vaart een vrij onafhankelijke koers

en in dit laatste hoofdstuk ligt de focus op de redenen voor de aparte dynamiek en de wijze waarop dit

zich uit in de literatuur.

UNHCR voor dummies

“To relieve human suffering, to find truly lasting and appropriate solutions for the problems of refugees,

we would all like to take short cuts. Experience shows that this is rarely possible, but at least the

tireless search for solutions, in a world persistently threatened and unstable, sometimes reaches a

stage where skills, energy and resources come together to lift the humanitarian cause a great step

forward.”13

Zoals blijkt uit bovenstaand citaat uit 1979 van toenmalig Hoge Commissaris Poul Hartling was de

ambitie van de UNHCR om met langetermijnbeleid de situatie voor de vluchtelingen te verbeteren. De

UNHCR zou volgens deze toespraak hierbij dienstdoen als een coöperatief platform dat de krachten

van de verschillende stakeholders moest bundelen. Vooraleer de visies op de betrokkenheid van de

UNHCR in de bootvluchtelingencrisis aan bod kan komen, dient eerst het ontstaan en de werking van

10

J. M. HANHIMÄKI, ‘Introduction: UNHCR and the Global Cold War’, Refugee Survey Quarterly, 27 (2008), 5. 11

O. A. WESTAD, The global Cold War: third world interventions and the making of our times, Cambridge en New

York, 2005. 12

COURTLAND ROBINSON, Terms of Refuge: The Indochinese Exodus and the International Response. 13

‘UNHCR - Opening Statement by Mr. Poul Hartling, United Nations High Commissioner for Refugees, to the Executive Committee of the Programme of the United Nations High Commissioner for Refugees, thirtieth session, Geneva, 8 October 1979’, UNHCR (http://www.unhcr.org/49f811398.html). Geraadpleegd op 7 maart 2015.

7

de UNHCR geduid te worden. 14

De UNHCR werd op 14 december 1950 opgericht en had initieel

slechts een tijdelijk mandaat van drie jaar.15

In zijn statuten vallen de universele ambities op om elke

staat te verzoeken tot samenwerking om de vluchtelingenproblematiek te verhelpen. De opdracht van

de UNHCR is om hierbij op een apolitieke en humanitaire manier een permanente oplossing te zoeken

voor de vluchtelingen.16

Een wettelijk kader waarbinnen deze nieuwe operatie organisatie kon en mocht opereren volgde door

de ondertekening van de United Nations Convention relating to the Status of Refugees op 28 juli

1951. Deze overeenkomst limiteerde het concept ‘vluchteling’ tot enkel geldig voor personen

beïnvloed door gebeurtenissen in Europa voor 1 januari 1951 en was dus uitsluitend gericht op de

post-Wereldoorlog II problematiek van de zogenaamde displaced persons. De discrepantie tussen het

universele karakter van de UNHCR en de limieten vastgelegd door de conventie van 1951 leidde

uiteindelijk tot het Protocol Relating to the Status of Refugees in 1967. In dit protocol vielen de

temporele en geografische grenzen van de conventie weg en sloot bijgevolg beter aan bij de statuten

van de UNHCR. Bijzonder aan dit protocol is het gegeven dat het niet ondertekend is door de

Zuidoost-Aziatische landen die later zouden te kampen hebben met de Vietnamese bootvluchtelingen.

Dit bood deze landen een juridische legitimatie om hun beleid ten opzichte van de vluchtelingen te

rechtvaardigen.17

De werking van de UNHCR als agentschap staat onder auspiciën van de Algemene Vergadering van

de VN en de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC). De Algemene

Vergadering duidt de Hoge Commissaris aan die de vertegenwoordiger is van het Uitvoerend Comité.

Dit Uitvoerend Comité stelt op zijn beurt tweejaarlijks het programma en het bijhorende budget op en

bestaat uit staten die uit eigen wil lid werden. Voor zijn financiën is de UNHCR grotendeels afhankelijk

van zijn leden, maar tegenwoordig weet het ook uit de privésector fondsen te verkrijgen.18

Verwarrend

genoeg kan de term UNHCR of VN Hoog Commissaris voor Vluchtelingen zowel voor de persoon aan

de leiding van het orgaan, als het orgaan zelf staan. In deze paper zal de term UNHCR enkel voor de

organisatie worden gebruikt, wanneer de Hoog Commissaris zelf wordt bedoeld, zal zijn naam

expliciet vermeld worden.

14

O. ARAKAKI, ‘Non-state actors and UNHCR’s supervisory role in international relations’, J. C. SIMEON red., The UNHCR and the Supervision of International Refugee Law, Cambridge, 2013, 286-293.

15 G. S. GOODWIN-GILL, ‘Convention relating to the Status of Refugees Geneva, 28 July 1951 Protocol relating

to the Status of Refugees New York, 31 January 1967’, Audiovisual Library of International Law (http://legal.un.org/avl/pdf/ha/prsr/prsr_e.pdf). Geraadpleegd op 7 maart 2015.

16 ‘UNHCR - Statute of the United Nations High Commissioner for Refugees’, UNHCR (http://www.unhcr.org/3b66c39e1.html). Geraadpleegd op 7 maart 2015.

17 GOODWIN-GILL, ‘Convention relating to the Status of Refugees Geneva, 28 July 1951 Protocol relating to the

Status of Refugees New York, 31 January 1967’, Audiovisual Library of International Law (http://legal.un.org/avl/pdf/ha/prsr/prsr_e.pdf). Geraadpleegd op 7 maart 2015; ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES, The Statute of the Office of the High Commissioner for Refugees., 14 december 1950; ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES, Convention relating to the Status of Refugees, 28 juli 1951; ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES, Protocol Relating to the Status of Refugees, 13 januari 1967.

18 ‘UNHCR – Governance and organisation’, UNHCR (http://www.unhcr.org/pages/49c3646c80.html). Geraadpleegd op 7 maart 2015., ‘UNHCR – Executive Comittee’ (http://www.unhcr.org/pages/49c3646c83.html). Geraadpleegd op 7 maart 2015.

8

Een tweede belangrijk contextueel element binnen deze literatuurstudie is een besef van de

geschiedenis van de debatten tussen de twee grote theoretische scholen binnen het onderzoek naar

internationale politiek. Enerzijds is er het neorealisme, een stroming die de internationale politiek als

een zero-sum game ziet. Anderzijds is er het neoliberalisme dat zich kenmerkt door een meer

positieve inslag. Deze laatste zie het algemeen belang op een globale schaal als de belangrijkste

drijfveer in de internationale relaties.19

Het staatsgerichte uitgangspunt van neorealistische school

biedt weinig perspectief voor onderzoek naar internationale of intergouvernementele organisaties

aangezien uiteindelijk alles wordt gereduceerd tot de belangen van individuele staten.

Intergouvernementele organisaties zijn in dit verband enkel een klankbord van de voorkeuren en

intenties van de staten waaruit deze organisaties bestaan. Dit wil volgens neorealisten als Kenneth

Waltz echter niet zeggen dat intergouvernementele organisaties geen enkele rol spelen in de

internationale politiek, maar toch is het vanuit de staten dat de interactie vertrekt.20

Recent worden deze discussies als een interparadigmatisch conflict binnen het positivisme

beschouwd. Tegenwoordig is de verhouding tussen het positivisme en het reflectivisme de

belangrijkste scheidingslijn. Als belangrijkste vertegenwoordiger van het reflectivisme, drukt vooral het

constructivisme zijn stempel op het huidige onderzoek. Met een kritiek op het te zeer machtsgerichte

discours van het positivisme, vertrekt het constructivisme vanuit de stelling dat internationale relaties

historisch gegroeide, sociale constructies zijn.21

In tegenstelling tot de materialistische opvatting van

machtsverwerving uit het positivisme, zijn in deze reflectivistische visie, gedeelde ideeën, waarden,

discours en concepten over de staatsgrenzen heen de bouwstenen van internationale relaties.22

Toch

zou het onrechtvaardig en weinig constructief zijn om de discussie af te schilderen als een louter

zwart-wit verhaal. Er zijn wel degelijke grijze zones waar beide invalshoeken met elkaar worden

verzoend. Zo vertrekt de zogenaamde Engelse school vanuit de constructivistische concepten, maar

integreert het deze binnen een strikter politiek, juridisch en globaal historisch kader dat eerder aan het

neorealisme doet denken.23

19

R. O. KEOHANE, After Hegemony: Cooperation and Discord in the World Political Economy, Princeton, 1984. 20

A. WHYTE, ‘Neorealism and neoliberal institutionalism: born of the same approach?’, E-International relations students, 11 juni 2012 (http://www.e-ir.info/2012/06/11/neorealism-and-neoliberal-institutionalism-born-of-the-same-approach/); ARAKAKI, ‘Non-state actors and UNHCR’s supervisory role in international relations’, J. C. SIMEON red., The UNHCR and the Supervision of International Refugee Law,286-290; K. WALTZ, Theory of International Politics, Reading, 1979.

21 A. WENDT, Social theory of international politics, Cambridge, 1999.

22 WHYTE, ‘Neorealism and neoliberal institutionalism: born of the same approach?’, E-International relations

students, 11 juni 2012 (http://www.e-ir.info/2012/06/11/neorealism-and-neoliberal-institutionalism-born-of-the-same-approach/). Geraadpleegd op 2 maart 2015; R. O. KEOHANE, ‘International Institutions: Two Approaches’, International Studies Quarterly, 32 (1988), 379-396.

23 ARAKAKI, ‘Non-state actors and UNHCR’s supervisory role in international relations’, J. C. SIMEON red., The

UNHCR and the Supervision of International Refugee Law, 286-293; B. BUZAN, From international to world society? English school theory and the social structure of globalisation., Cambridge, 2004, passim.

9

Speelbal van de internationale politiek

Vanuit de discussies tussen het neorealisme en het neoliberalisme is er een eerste perspectief op de

UNHCR te kristalliseren: de neorealistische visie op de UNHCR. Auteurs die de UNHCR vanuit deze

opvatting onderzoeken zien de UNHCR als een organisatie die haast uitsluitend gevormd en gestuurd

werd door de toenmalige internationale politieke constellatie. Michael Barnetts Empire of Humanity: A

History of Humanitarianism geldt hierbij als de bekroning van de recente revival van het neorealisme.24

Met een constructivistisch perspectief spreekt hij over de evolutie van verschillende

humanitarianismes doorheen de tijd.25

De Koude Oorlog ziet hij hierbij als een periode waarbij de

humanitaire organisaties ontegensprekelijk werden gevormd door de historische politieke realiteit en

dit ondanks de apolitieke ambities.26

Voorbode van dit werk was het artikel ‘Humanitarianism with a

Sovereign Face: UNHCR in the Global Undertow’. Met dezelfde vooronderstellingen als uit Empire of

Humanity geeft Barnett hier een evolutie van de centrale concepten die de UNHCR vorm gaven en dit

onder sterke invloed van de globale politiek.27

Ook andere onderzoekers zoals Howard Adelman

volgen deze methode, hij analyseert op zijn beurt de specifieke evolutie van het discours van de

UNHCR.28

In navolging van Barnett is er ook recent het werk The Rise and Decline of a Global

Security Actor: UNHCR, Refugee Protection and Security uit 2014 van Anne Hammerstad.29

Zij

omschrijft haar werk als ‘cautious constructivism of the English School kind’. Nog meer dan Barnett

heeft zij in haar onderzoek aandacht voor de rol van de politieke realiteit die volgens haar aan de

basis lag van de discoursverschuiving.30

Een relevant aanknopingspunt binnen het onderzoek door Barnett en Hammerstad zijn de

zogenaamde ‘apolitieke jaren 70’ van de UNHCR. In deze periode vormden volgens hen de apolitieke

en niet-operationele aspecten de belangrijkste karakteristieken van de UNHCR. De angstvalligheid

van de UNHCR om trouw te blijven aan zijn statuten staat hierbij volgens beide auteurs centraal.31

Deze apolitieke houding kwam echter in de late jaren 70 zwaar onder zware druk van de staten te

staan. Onder invloed van het einde van de detente werd de UNHCR volgens Barnett en Hammerstad

meer dan ooit tevoren gestuurd door de belangen van de staten. Dit hoeft volgens beide auteurs

echter niet te verbazen. Zij zien de politieke betrokkenheid als een inherent element van de structuur

24

M. BARNETT, Empire of Humanity: A History of Humanitarianism, Ithaca, 2011; M. AMSTUTZ, Bespreking van Empire of Humanity: A History of Humanitarianism, Ithaca, 2011, CHOICE: Current Reviews for Academic Libraries, 49 (2012), 972.

25 N. KOPPELMAN, Bespreking van M. BARNETT, Empire of Humanity: A History of Humanitarianism, Ithaca,

2011, History: Reviews of New Books, 41 (2013), 69-70. 26

E. BORGWARDT, Bespreking van Empire of Humanity: A History of Humanitarianism, Ithaca, 2011, The American Historical Review, 117 (2012), 1550-1551.

27 M. BARNETT, ‘Humanitarianism with a Sovereign Face: UNHCR in the Global Undertow’, International

Migration Review, 35 (2001), 244-277. 28

H. ADELMAN, ‘From Refugees to Forced Migration: The UNHCR and Human Security’ International Migration Review, 35 (2001), 7-32.

29 A.HAMMERSTAD, The Rise and Decline of a Global Security Actor: UNHCR, Refugee Protection and Security,

Oxford, 2014. 30

HAMMERSTAD, The Rise and Decline of a Global Security Actor: UNHCR, Refugee Protection and Security, 8. 31

HAMMERSTAD, The Rise and Decline of a Global Security Actor: UNHCR, Refugee Protection and Security, 102-109; BARNETT, ‘Humanitarianism with a Sovereign Face: UNHCR in the Global Undertow’, 244-254.

10

van de UNHCR. Deze political turn van de jaren 80 is ook niet noodzakelijk een negatief iets. Nu de

UNHCR bevrijd was uit zijn apolitieke carcan, moest het niet langer vanuit de reactie handelen. Het

kon zich nu inschrijven in de internationale politiek en ook proactief beleid voeren.32

Vanaf de jaren 80

lag de focus in het discours van de UNHCR bijgevolg niet langer op internationale bescherming en het

apolitieke, maar zowel de algemene veiligheid als de veiligheid van de vluchteling stonden voortaan

centraal. Het is dit proactieve en preventieve beleid dat de kerngedachte vormt van het ODP. Het CPA

was op zijn beurt dan weer een uiting van de verschuiving van herbestemming naar repatriëring. Deze

focus op repatriëring, die meer verantwoordelijkheden aan de staten gaf, zou in de jaren 90 tot volle

bloei komen. Deze verschuiving werd zowel ingegeven door het einde van de Koude Oorlog, als

financiële problemen ten gevolge van een desinteresse van de staten in vluchtelingen.33

Algemeen

beschouwd zijn beide auteurs ervan overtuigd dat externe internationale politieke factoren de UNHCR

ertoe gebracht hebben, al dan niet bewust, zijn discours te wijzigen.

Een toepassing van Barnett en Hammerstads visie richt zich in een defensief neorealistische traditie

op de invloed vanuit de buurlanden. Zo ziet Sara E. Davies de onwil van de omringende landen om

niet langer de bootvluchtelingen op te vangen als dé bepalende factor. Het feit dat deze landen de

Conventie van 1951 en het Protocol van 1967 niet ondertekend hadden omdat deze te eurocentrisch

waren en een te grote financiële verantwoordelijkheid inhielden, speelde hier volgens de auteur een

belangrijke rol in. Ten slotte was ook de instabiliteit op het Indochinese vasteland zodanig groot, dat

de omringende landen terug op zichzelf plooiden en zich strikter achter hun grenzen verstopten.34

Volgens de auteur leidde het geen twijfel dat de manipulatie door de Zuidoost-Aziatische staten de

UNHCR tot actie heeft gedwongen. 35

Ook in het ODP zelf zitten elementen die staatsgerichte auteurs, zoals Judith Kumin, handig

aangrijpen om het neorealistische standpunt kracht bij te zetten. Het belangrijkste element hierin is het

zogenaamde Chinese problem. Door middel van de implementering van het streng socialistische New

Economic Zones programma raakte het demografische evenwicht in Vietnam namelijk zwaar

verstoord. Deze economische hervorming trof vooral de sterk in handel betrokken Chinese minderheid

van Vietnam. Bijgevolg bestond de exodus van Vietnamese vluchtelingen eigenlijk voor een groot deel

uit etnische Chinezen. De UNHCR zou hierbij hebben meegewerkt aan deze etnische zuivering. Zo

gingen ze volgens Courtland Robinson niet kritisch genoeg om met de lijsten met vrijwilligers om deel

te nemen aan het ODP. Vietnamese autoriteiten hadden deze lijsten gebaseerd op een etnische

registratie van een jaar voordien en door deze informatie aan de UNHCR door te spelen, kon de

Vietnamese regering twee vliegen in één klap slaan. Ten eerste was het verlost van zijn Chinese

32

BARNETT, ‘Humanitarianism with a Sovereign Face: UNHCR in the Global Undertow’, 254-259. 33

HAMMERSTAD, The Rise and Decline of a Global Security Actor: UNHCR, Refugee Protection and Security, 129-150.

34 Belangrijke regionale conflicten waren de invasie van Cambodja door Vietnam en de Chinees-Vietnamese

oorlog. 35

S. E. DAVIES, ‘Saving refugees or saving borders? Southeast Asian States and the Indochina refugee crisis, Global Change, Peace & Security: formerly Pacifica Review, 18 (2006), 3-24.

11

minderheid en ten tweede kon het de diplomatieke relaties met de Westerse landen terug aanhalen.36

De UNHCR zou hierdoor gebruikt zijn door Vietnam om alsnog een oplossing te vinden voor de

Chinese minderheid nadat eerdere onderhandelingen met China waren afgesprongen.37

Dankzij een

goed te controleren ambtenarenapparaat kon de Vietnamese regering namelijk bepalen wie

uiteindelijk in aanmerking kwam voor herbestemming.38

Een derde staat die ontegensprekelijk betrokken was bij de crisis is uiteraard de VS. Niet de UNHCR,

maar de VS waren de eerste niet-Aziatische actor in deze problematiek. Het was pas vanaf de

invoering van het Orderly Departure Program in 1979 dat de UNHCR een eerste plan in werking

bracht. De VS daarentegen organiseerden al onmiddellijk na de val van Saigon in 1975 een aantal

grootscheepse reddingsacties. De houding van de VS, die als moreel verantwoordelijk werd gezien,

was echter dubbelzinnig. Met groot machtsvertoon zetten ze dan wel hun marine in om de

bootvluchtelingen te redden en via een screeningsprocedure op het eiland Guam kon een deel van de

vluchtelingen een nieuw leven beginnen in de VS, toch ontbrak een structurele aanpak.39

Ook binnen de acties van de UNHCR zelf was de invloed van de VS volgens Davies en Judith Kumin

richtinggevend. Deze laatste was destijds zelf coördinatrice van het ODP, maar formuleert

desalniettemin een aantal kritische bemerkingen. Ten eerste worden de gefaalde diplomatieke

onderhandelingen tussen de Vietnamese en Amerikaanse regering aangehaald als reden voor de

toenadering tot de Soviet-Unie, de daaropvolgende Chinees-Vietnamese Oorlog en ten slotte de

bootvluchtelingen.40

Ook de druk vanuit de VS, die in de erkenning van de vluchtelingen door de

UNHCR een manier zag om de Vietnamoorlog te rechtvaardigen gold hierbij als een sterk

drukkingsmiddel op de organisatie.41

Kumin gaat zelfs verder en verklaart: ’it proved to be both a

quintessential Cold War program, developed and implemented chiefly because it was in the United

States’ interest’.42

Via het programma kon namelijk de VS een deel van de morele schuld die het had

bij de Zuid-Vietnamese bevolking terugbetalen. Het was voor de VS van groot belang om

zogenaamde ‘Vietnamezen van hoge prioriteit’ op de ODP lijsten te krijgen. Hieronder valt te verstaan:

gezinsleden van Amerikaanse staatsburgers, voormalige werknemers, kinderen uit Vietnamees-

Amerikaanse relaties en voormalig en toenmalig gevangenen van zogenaamde

heropvoedingskampen.43

De gezaghebbende specialist Courtland Robinson schenkt in zijn analyse

van het ODP ook aandacht aan de rol van de VS, maar wijst ook op de Vietnamese invloed. Zo

36

W. COURTLAND ROBINSON, ‘The Comprehensive Plan of Action for Indochine Refugees, 1989-1997: Sharing the Burden and Passing the Buck’, Journal of Refugee Studies, 17 (2004), 325; J. KUMIN, ‘Orderly Departure from Vietnam: Cold War Anomaly or Humanitarian Innovation?’, Refugee Survey Quarterly, 27 (2008), 109.

37 KUMIN, ‘Orderly Departure from Vietnam: Cold War Anomaly or Humanitarian Innovation?’, 107-108.

38 S. MARTIN, ‘Averting Forced Migration in Countries in Transition’, International Migration, 40 (2002), 33-34.

39 G. LOESCHER en J. A. SCANLAN, Calculated Kindness: Refugees and America’s Half-Open Door 1945 –

Present, New York, 1986, 102-146 40

C. MÉNETREY-MONCHAU, American-Vietnamese relations in the wake of war: diplomacy after the capture of Saigon, 1975-1979, Jefferson, 2006, passim; KUMIN., ‘Orderly Departure from Vietnam: Cold War Anomaly or Humanitarian Innovation?’, 109-110. 41

DAVIES, ‘Saving refugees or saving borders? Southeast Asian States and the Indochina refugee crisis, 12. 42

KUMIN, ‘Orderly Departure from Vietnam: Cold War Anomaly or Humanitarian Innovation?’, 104. 43

Ibid., 105.

12

verklaart hij dat het ODP omwille van het wederzijdse wantrouwen aan zowel Amerikaanse als aan

Vietnamese zijde nooit tot volledige ontplooiing is gekomen.44

Naast het ODP trad in 1989 ook het Comprehensive Plan of Action in voegen. Dit plan kent volgens

bepaalde auteurs opnieuw zijn ontstaan in de staten. Zo zou de compassion fatigue in het Westen,

maar ook de perspectiefloze situatie in de Aziatische asiellanden aan de basis liggen van dit

programma.45

Ook ex-medewerkers van het CPA bevestigen dit ontstaan dat vanuit de reactie op de

staten vertrok. 46

Niet enkel het ontstaan, maar ook de inhoud van het CPA zou gekleurd zijn door de

invloed van factoren buiten de UNHCR. Zo gaven zelfs ex-medewerkers van de UNHCR toe dat de

verschuiving in het beleid van herbestemming naar repatriëring werd ingegeven door de staten.47

Vanuit de bewering dat de UNHCR volgens sommigen de internationale belangen slaafs volgde,

kwamen er hevige reacties op diens beleid. De belangrijkste kritiek in dit verband heeft betrekking tot

de afwikkeling van de Vietnamese bootvluchtelingencrisis. Het is vanuit de huidige aandacht voor de

zogenaamde left-behinds, de achtergebleven vluchtelingen, dat deze kritiek het felst klinkt. Al tijdens

het CPA vond er een ontwikkeling plaats waarbij de kampen, vooral die in Hongkong, steeds meer

militaire trekken kregen. Voor deze onderzoekers is het onmogelijk om zaken zoals prikkeldraad en

antioproerpolitie te verzoenen met de humanitaire ambities die de UNHCR uitdroeg.48

Volgens hen

hield de UNHCR meer rekening met de wensen van zijn donoren, dan met de belangen van de

vluchtelingen. Daarnaast bemoeilijkte ook de overname van Hongkong door de Chinese autoriteiten in

1997 de activiteiten van de UNHCR.49

Met al deze argumenten in het achterhoofd kan er gesteld worden dat de academische wereld de

invloed van de staten veelal als een rem op de UNHCR ziet. De auteurs onderkennen het inherente

belang van de donoren en de implicaties voor de werking van de UNHCR, maar toch heerst er vaak

een bittere ondertoon wanneer de invloed van de staten ter sprake komt. Deze negatieve blik zorgt er

voor vaak voor dat de verdiensten van de UNHCR naar de achtergrond verdwijnen als deze

argumenten worden aangehaald.

44

COURTLAND ROBINSON, ‘The Comprehensive Plan of Action for Indochine Refugees, 1989-1997: Sharing the Burden and Passing the Buck’, 325.

45 Ibid.

46 P. HANSEN, ‘Thanh lọc – Hong Kong’s refugee screening system: experiences from working for the refugee

communities’, Y. W. CHAN red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, Abingdon,

2011, 85-86. 47

BARNETT, ‘Humanitarianism with a Sovereign Face: UNHCR in the Global Undertow’, 256. 48

COURTLAND ROBINSON, ‘The Comprehensive Plan of Action for Indochine Refugees, 1989-1997: Sharing the Burden and Passing the Buck’, 323-330; HANSEN, ‘Thanh lọc – Hong Kong’s refugee screening system: experiences from working for the refugee communities’, Y. W. CHAN red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, 85-98; Y. W. CHAN en T. C. T. SHUM, ‘The Vietnamese minority: boat people settlement in Hong Kong’, Y. W. CHAN red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, Abingdon, 2011, 65-75; J. STEVENS, ‘Prisons of the stateless: The Derelictions of UNHCR’, New Left Review, 42 (2006), 53-67; Y. LE ESPIRITU, Body Counts: The Vietnam War and Militarized Refugees, Berkeley, 2014. 49

N. HENDRY, ‘Did the UNHCR Fail Vietnamese Refugees in Hong Kong?’, E-International Relations, 29 juni 2012 (http://www.e-ir.info/2012/06/29/did-the-unhcr-fail-vietnamese-refugees-in-hong-kong/). Geraadpleegd op 23 november 2014.

13

Platform voor humanitaire vooruitgang

Naast de harde neorealistische werken zijn er ook meer gematigde visies. Allereerst is er het werk

The UNHCR and world politics: a perilous path.50

De publicatie van dit boek door de gezaghebbende

expert Gil Loescher gold als een kantelpunt in de studie naar de UNHCR en de refugee studies tout

court. Vanuit de top-bottom structuur van de UNHCR richt Loescher in dit onderzoek zijn aandacht op

de rol van de Hoge Commissarissen.51

Het is opgevat vanuit een vrij strikt neoliberaal standpunt

waarbij de UNHCR geldt als een mediator waar de belangen van de staten met elkaar verzoend

kunnen worden om zo tot vooruitgang van de vluchteling te komen. Deze neoliberale inslag laat zich

op verschillende manieren blijken. De aandacht voor de Hoge Commissarissen en hun

respectievelijke visies op de werking van de UNHCR maakt dat er aan initiatieven en beleid die

vertrokken vanuit de UNHCR zelf een grotere rol kan toegekend worden.

De afwezigheid van de UNHCR in de periode 1975-1979 wordt in The UNHCR and world politics: a

perilous path verklaard vanuit de apolitieke houding van Hoge Commissaris Sadruddin Aga Khan. Niet

enkel de intensivering van het conflict en bijhorende reactie van de omringende staten, maar ook de

aanstelling van de nieuwe Hoge Commissaris Poul Hartling vormden vervolgens een kantelpunt in de

Indochinese vluchtelingencrisis. Loescher dicht aan hem de opening naar de communistische staten

en bijgevolg ook de onderhandelingen die tot het ODP en CPA zouden leiden, toe. Hij ontkent de

politieke realiteit niet, maar de toon van zijn werk is veel minder realpolitisch dan Barnett en

Hammerstad. Zo benadrukt Loescher dat Hartling erin slaagde om het budget van de UNHCR tijdens

diens termijn te vervijfvoudigen. Dankzij deze financiële expansie kon de UNHCR zijn activiteiten

zichtbaar uitbreiden, ambitieuze plannen zoals het ODP en het CPA zijn ondenkbaar zonder deze

financiële ruggengraat.52

Ten slotte ziet Loescher ook verbanden tussen de verharding van het

UNHCR beleid met het CPA en de sinds 1986 aangestelde Hoge Commissaris Jean-Pierre Hocké.53

Waar Hartling nog manifest gekant was tegen screeningprocedures, zag Hocké hier minder

problemen in. Door de invoering van het CPA kreeg het repatriëringsbeleid vervolgens definitief

vorm.54

Ook hier schetst Loescher zonder enige verbloeming de harde politiek realiteit en duidt hierbij

op zowel de compassion fatigue in het Westen, de beleidswijziging in Vietnam als de interne financiële

problemen van de UNHCR.55

Deze periode van de Koude Oorlog was nu eenmaal een tijd van hoog

politiek spel en het zou weinig realistisch zijn om de invloed van de staten niet in overweging te

nemen. Toch wijst Loescher ook op de graduele emancipatie los van de staten die de UNHCR tijdens

50

G. LOESCHER, The UNHCR and world politics: a perilous path, Oxford, 2001. 51

Ibid.; K. KOSER, Bespreking van G. LOESCHER, The UNHCR and world politics: a perilous path, Oxford, 2001, Journal of International Studies, 31 (2002), 167-168; H. ADELMAN, Bespreking van G. LOESCHER, The UNHCR and world politics: a perilous path, Oxford, 2001, International Migration Review, 2002 (36), 939-941. 52

LOESCHER, The UNHCR and world politics: a perilous path, 201-202. 53

Ibid., 260. 54

Ibid., 259. 55

Ibid., 257-262; G. LOESCHER, A. BETTS en J. MILNER, The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): the politics and practice of refugee protection, New York, 2008, 43-46.

14

de Koude Oorlog wist te bewerkstelligen.56

Zo blijft het idee van de UNHCR als mediator overeind. De

verdiensten van de UNHCR worden daarbij geroemd en de cijfers lijken, ondanks alle problemen en

nuances, toch in het voordeel van de UNHCR te spreken.57

In 2012 recapituleerde Loescher zijn bevindingen uit The UNHCR and world politics: a perilous path in

het werk The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): the politics and practice of

refugee protection .58 Met dit werk, geschreven in samenwerking met de beloftevolle onderzoekers

James Milner en Alexander Betts, liet Loescher zien dat zijn rol als refugee expert nog lang niet

uitgespeeld is. Ook dit laatste werk geeft een historisch overzicht van de evolutie van de UNHCR en

doet dit met een aandacht voor zowel externe factoren zoals de politieke realiteit, als interne factoren

zoals de ambities van de Hoge Commissarissen zelf.59

De Vietnamese bootvluchtelingencrisis wordt

in dit verband als een typevoorbeeld aangehaald waarbij de UNHCR moest schipperen in deze

spanning tussen de internationale politiek en humanitarianisme.60

De consensus die het boek tracht te

vinden tussen realpolitik en idealisme oogst echter ook kritiek. Door al te vaak en al te krachtig te

nuanceren blijft een eenduidig antwoord op de vraag of de UNHCR al dan niet onafhankelijk

opereerde volgens sommigen achterwege.61

Ook een latent gebrek aan kritiek en het al te

descriptieve karakter van het boek zijn elementen die vragen oproepen.62

Ten slotte wordt ook het

opzet van de publicatie in vraag gesteld. Is de spanning tussen politiek en humanitaire acties wel

relevant om te onderzoeken? Volgens sommigen zijn beide elementen zodanig met elkaar verweven

dat het niet erg vruchtbaar is om vanuit deze spanning de studie naar de UNHCR op te vatten.63

In de geest van Loescher volgde ook de working-paper The UNHCR and the Cold War: a Documented

Reflection on the UN Refugee Agency’s Activities in the Bipolar Context van Jérôme B. Elie uit 2008.

Dit onderzoek kaderde binnen het project ‘UNHCR and the Global Cold War, 1971-1984’ waarbij 222

lopende meter onontgonnen UNHCR archief werd onderzocht onder leiding van het ‘Global Migration

Center’ van het Graduate Insitute van Genève. 64

Elie kent nog meer autonomie toe aan de UNHCR

dan Loescher en legt de nadruk op het feit dat ondanks de financiële afhankelijkheid van het Westen,

56

LOESCHER, The UNHCR and world politics: a perilous path, 8-9. 57

G. LOESCHER, ‘The UNHCR and World Politics: State Pressures and Institutional Autonomy’, International Migration Review, 35 (2001), 33-56.

58 LOESCHER, BETTS en MILNER, The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): the politics

and practice of refugee protection. 59

U. BRANDL, Bespreking van G. LOESCHER, A. BETTS en J. MILNER, The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): the politics and practice of refugee protection, New York, 2008, International Journal of Refugee Law, 23 (2011), 425-427.

60 LOESCHER, BETTS en MILNER, The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): the politics

and practice of refugee protection, 43-47. 61

C. SEYMOUR, Bespreking van G. LOESCHER, A. BETTS en J. MILNER, The United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR): the politics and practice of refugee protection, New York, 2008, Journal of Refugee Studies, 22 (2009), 242-243.

62 J. B. ELIE, Bespreking van G. LOESCHER, A. BETTS, J. MILNER, The United Nations High Commissioner for

Refugees (UNHCR): the politics and practice of refugee protection, New York, 2008, Refugee Survey Quarterly, 27 (2008), 277-279.

63 C. RUSHINGWA, ‘The perilous path of the UNHCR’, E-International Relations, 19 juli 2011, (http://www.e-

ir.info/2011/07/19/the-perilous-path-of-the-unhcr/). Geraadpleegd op 24 maart 2015. 64

‘UNHCR and the Global Cold War’, Graduate Institute Geneva (http://graduateinstitute.ch/home/research/centresandprogrammes/global-migration/ResearchProjects/CompletedProjects/UNHCRandColdWar.html). Geraadpleegd op 12 maart 2015.

15

de UNHCR toch met een zekere onafhankelijkheid van het Westen zijn beleid bepaalde.65

Wat betreft

de invulling en totstandkoming van het ODP wijst Elie erop de UNHCR er destijds in geslaagd is om

de onsamenhangende opvattingen met betrekking tot vluchtelingen te verzoenen. Toch geeft hij ook

aandacht op de pragmatische realiteit van waaruit de betrokken staten participeerden.

Zijn discours past bijgevolg volledig binnen het beeld van de UNHCR als platform voor internationale

samenwerking. Zo duidt hij op de rol van de UNHCR als leider van een alternatief diplomatiek circuit,

hetgeen doet denken aan de derde pijler van Joseph Nye’s concept soft power. Die derde pijler houdt

in dat een staat, maar ook een intergouvernementele organisatie als de UNHCR door middel van

zogenaamde soft power, wat neerkomt op beïnvloeding, de internationale relaties weet te sturen.66

Ten slotte wijst Elie ook op het gebrek aan bronnen in de UNHCR met betrekking tot de

communistische factie.67

Dit biedt deels een verklaring voor de op Westerse bronnen geënte methode

van Loescher die hiervoor kritiek kreeg.68

Met Elie lijkt Loeschers opvolging verzekerd en zijn methode

om steeds meer UNHCR-archief te verwerken belooft dan ook veel goeds.

Hoewel de werken van Loescher wereldwijd door UNHCR-onderzoekers worden geraadpleegd, zelfs

door degenen die er neorealistische ideeën op nahouden, is zijn visie toch niet overheersend in het

debat. Die rol is namelijk weggelegd voor het eerder besproken werk van Barnett. Loeschers

consensusmodel biedt nochtans op het eerste zicht het meeste toekomstperspectief. De agency die

hij toekent aan de UNHCR maakt dat onderzoek naar de UNHCR niet steeds opnieuw zal herleid

worden tot de invloed van de staten. Naarmate dat de archieven van de UNHCR toegankelijker zullen

worden, lijkt deze visie de meest vruchtbare.69

Toch staan zijn inzichten ook onder sterke druk van de

recente revival van het neorealisme. De wijze waarop Loescher en zijn medestanders zich zullen

verhouden ten opzichte van hun tegenhangers, zal dan ook de komende jaren, zeker binnen het

Angelsaksisch onderzoek, een cruciaal element van het debat vormen.

Aziatische stem

Naast de literatuur die zich voornamelijk situeert in de politieke theorie, is er ook een andere

belangrijke dynamiek gaande buiten de Angelsaksische wereld. Deze literatuur bouwt verder op de

historische traditie van literatuur over de Vietnamese bootvluchtelingencrisis en kenmerkt zich

tegenwoordig door het feit dat de auteurs vaak verbonden zijn aan Aziatische universiteiten of van

Aziatische afkomst zijn. De Southeast Asian Studies en meer specifiek de Vietnamese Studies zijn in

dit verband de twee belangrijkste kanalen waarlangs deze auteurs hun werk wereldkundig maken.

65

J. B. ELIE, The UNHCR and the Cold War: a Documented Reflection on the UN Refugee Agency’s Activities in the Bipolar Context, Onuitgegeven Working Paper, UNHCR, GIIS en GCSP, 2007, 16.

66 Ibid., 8-10.

67 Ibid., 16-18.

68 H. ADELMAN, Bespreking van G. LOESCHER, The UNHCR and world politics: a perilous path, Oxford, 2001,

International Migration Review, 2002 (36), 939-941. 69

ARAKAKI, ‘Non-state actors and UNHCR’s supervisory role in international relations’, J. C. SIMEON red., The UNHCR and the Supervision of International Refugee Law, 286-301.

16

Beide domeinen kenmerken zich door een grote aandacht voor de socio-economische aspecten

binnen het transnationaal onderzoek. De verhouding en het contact tussen de Viet Kieu, de overzeese

Vietnamese gemeenschap, en de Vietnamezen in Vietnam zelf staat hierbij centraal. Deze aandacht

voor het transnationale contact tussen de verschillende gemeenschapen in de diaspora maakt dat het

Aziatisch perspectief bij een veel algemenere trend binnen de diaspora studies aansluit.70

Onderwerpen die aan bod komen zijn bijvoorbeeld: economische migratie, gezinshereniging,

transnationale huwelijken, etnomusicologie, herinneringscultuur, etc. Hierbij wordt er veelvuldig

gebruik gemaakt van mondelinge bronnen waardoor dit onderzoek ook aansluiting vindt bij de grotere

trend van memory studies. Zoals zal blijken, zijn het deze kenmerken die bepalend zullen zijn in de

manier hoe het Aziatisch perspectief de rol van de UNHCR al dan niet evalueert.71

De redenen voor deze aparte dynamiek vinden hun oorsprong in een bewuste keuze van de

Aziatische auteurs om zich af te keren van de Angelsaksische, politiek theoretisch geïnspireerde

traditie. Deze richt zich volgens de Aziatische auteurs te sterk op het beeld van de hopeloze

Vietnamese vluchteling. Door dit beeld te cultiveren kan de VS naar voren komen als het beloofde

land, the land of the free dat met open armen de Vietnamezen stond op te wachten. Impliciet kan dit

discours zelfs argumenten bieden om de Vietnamoorlog post hoc te rechtvaardigen. Ten tweede is het

Angelsaksisch perspectief volgens de onderzoekers in het Aziatisch perspectief ook nog te sterk

gekleurd door de mythe van de Vietnamese model minority uit de jaren 80 en 90.72

Beide kritieken bieden een verklaring waarom de studie naar de rol van de UNHCR zo afwezig is in

het Aziatisch perspectief. In de literatuur over de rol van de UNHCR vervalt het onderzoek namelijk

opnieuw in een verhaal van de hopeloze vluchteling, de bona fide migrant die zich dankzij de

herbestemmingsprogramma’s kon integreren in de Westerse samenleving. Dit willen de hedendaagse

Aziatische onderzoekers absoluut vermijden. Zij willen niet zozeer focussen op het verloop van de

vlucht, maar wel op de redenen en gevolgen van de migratie. Door een breder globaal politiek-

economisch en socio-cultureel kader te hanteren, hopen zij tot een beter inzicht van de Vietnamese

bootvluchtelingencrisis te komen. Centraal hierin staat een zeer kritisch standpunt ten opzichte van de

Verenigde Staten en de rol van de Vietnamoorlog. Ten slotte hebben de auteurs, zeker die van

Vietnamese origine, toegang tot een veel meer divers en uitgebreider bronnenbestand. Ook dit heeft

70

P. MANNING, Migration in World History, New York en Londen, 2005, 157-181; S. MACDONALD,

‘Transnational history: a review of past and present scholarship’, Onuitgegeven review, 2013, 14. 71

A. M. CANNON en J. A. YEAGHER red., ‘Special Issue: Alternative Voices and Histories of the Vietnamese Diaspora’, Journal of Vietnamese Studies, 7 (2012); M. H. NELSON, The State of Southeast Asian Studies: suggested readings, Onuitgegeven literatuuroverzicht, Chulalongkorn University, Southeast Asian Studies Program, 2015; C. V. KIEU-LINH, Transnationalizing Viet Nam: Community, Culture, and Politics in the Diaspora, Philadelphia, 2013; J. LE SKAIFE, Bespreking van C. V. KIEU-LINH, Transnationalizing Viet Nam: Community, Culture, and Politics in the Diaspora, Philadelphia, 2013, Journal of Ethnic and Migration Studies, 39 (2013), 1525-1526; N. M. VO, Vietnamese Boat People, 1954 and 1975-1992, 2005; N. H. C. NGUYEN, Memory Is Another Country: Women of the Vietnamese Diaspora, 2009; Y. LE ESPIRITU, Body Counts: The Vietnam War and Militarized Refugees, Berkeley, 2014; N. M. VO, The Viet Kieu in America: Personal Accounts of Postwar Immigrants from Vietnam, Jefferson, 2006; M. T. CARGILL en J. QUANG HUYNH, Voices of Vietnamese Boat People: Nineteen Narratives of Escape and Survival, Jefferson, 2000; S. CHANG, The Vietnamese American 1.5 Generation: Stories of War, Revolution, Flight and New Beginnings,

Philadelphia, 2006. 72

Y. LE ESPIRITU, ‘Towards a Critical Refugee Study: The Vietnamese Refugee Subject in US Scholarship’, Journal of Vietnamese Studies, 1 (2006), 410-433.

17

een sterke invloed op hun werk en draagt bij tot de scheiding tussen de Angelsaksische en Aziatische

literatuur. 73

Het belangrijkste recente boek in dit perspectief is ongetwijfeld The Vietnamese/Chinese Diaspora:

Revisiting the boat people, gecompileerd door Yuk Wah Chan. Verspreid over 12 korte, onafhankelijke

artikels richt het werk zich op de problematiek van de left-behinds, de vluchtelingen die noch

gerepatrieerd, noch herbestemd werden en bijgevolg achterbleven in de asielcentra.Het boek is trouw

aan de kenmerken van het Aziatisch perspectief, maar laat daardoor ook vele kansen liggen. Hoewel

het opzet, de left-behinds in Hongkong, zou kunnen gezien worden als een impliciete kritiek op de

UNHCR, blijft een directe kritiek of analyse achterwege. Het boek richt zich zodanig sterk op etnische

en culturele aspecten van de crisis dat het in grote mate de rol van de UNHCR negeert. Wanneer de

politiek achter de diaspora vervolgens toch kort aan bod komt, schiet de publicatie ook hier opnieuw

tekort. In de analyse van de resettlement- en repratriëringsprocedures wordt een beeld geschetst van

rechtstreeks Amerikaans-Vietnamese onderhandelingen en afspraken.74

De intermediërende rol van

de UNCHR wordt hierbij volledig genegeerd. Zoals verwacht haalt één artikel ook het aspect van de

Chinese minderheden aan, hierbij focust het echter vooral op de oorzaken die leidden tot de vlucht.

De aandacht voor de rol van de staten, vooral de beschuldigingen aan het adres van Vietnam, is

zodanig groot, dat deze publicatie enigszins doet denken aan de neorealistische traditie. Het verschilt

echter in die mate dat de UNHCR niet eens expliciet verantwoordelijk of schuldig wordt geacht, dit in

tegenstelling tot de neorealistische visie.75

Hierbij aansluitend valt ook een andere onvolledigheid binnen het Aziatisch perspectief op. Zo

ontbreken de concepten state-linked en stateless migration van Scheffer in zowel de gezaghebbende

overzichtswerken over de Aziatische migratie als in meer specifieke studies.76

Dit terwijl de algemene

consensus binnen het onderzoek is dat zowel het ODP, als het CPA, hetzij bewust, hetzij onbewust,

mee hebben bijgedragen tot zogenaamde forced migration.77

Dit specifieke voorbeeld toont op

treffende wijze hoezeer het onderzoek in het Aziatisch perspectief gescheiden is van het onderzoek in

de bredere diaspora of migration studies. Deze scheiding heeft echter wel als implicatie dat

belangrijke inzichten uit andere stromingen niet geïntegreerd worden in het onderzoek door de

73

Ibid. 74

Y. W. CHAN, ‘Revisiting the Vietnamese refugee era: an Asian perspective from Hong Kong’, Y. W. CHAN red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, Abingdon, 2011, 3-19; D. W. HAINES, ‘Rethinking the Vietnamese exodus: Hong Kong in comparativ perspective’, Y. W. CHAN red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, Abingdon, 2011, 20-35; Y. LE ESPIRITU, Bespreking van Y. W. CHAN red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, Abingdon, 2011, Asian Studies Review, 36 (2012), 580-581.

75 D. W. HAINES, ‘Rethinking the Vietnamese exodus: Hong Kong in comparativ perspective’, Y. W. CHAN red.,

The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, Abingdon, 2011, 23-25; R. AMER, ‘The boat people crisis of 1978-79 and the Hong Kong experience examined through the Ethnic Chinese dimension’, Y. W. CHAN red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, Abingdon, 2011, 36-51.

76 L. S. LE, ‘Introduction: The Formation of the Vietnamese Diaspora’, Y. W. CHAN, D. HAINES en J. H. X. LEE

red. The Age of Asian Migration: Continuity, Diversity, Susceptibility Volume 1, Cambridge, 2014, 170-179; Y. W. CHAN red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, Abingdon, 2011.

77 D. NGUYEN ANG, ‘Forced Migration in Vietnam: Historical and Contemporary Perspectives’, Asian & Pacific

Migration Journal, 15 (2006), 159-176; K. McKONNAHIE, ‘Forced Migration in South-East Asia and East Asia’, E. FIDDIAN-QASMIYEH, G. LOESCHER, K. LONG en N. SIGONA red., The Oxford Handbook of Refugee and Forced Migration Studies, Oxford, 2014, 626-638.

18

Aziatische auteurs. Vanuit deze vaststelling volgt dan ook de vraag in hoeverre de keuze voor hun

aparte koers een academisch verantwoorde keuze is.

Wanneer er dan toch vanuit Aziatische hoek aandacht wordt geschonken aan de UNHCR, gebeurt dit

op een haast niet-academische manier. Zo is er de publicatie ‘Resolution Of The Problem of Boat

People: The Case For A Global Initiative’ van de Indiase onderzoeker Lakshmana Chetty, verbonden

aan de Indian Society for International Law en directeur van het Centre for Studies on Indochina &

South Pacific van de Sri Venkateswara Universiteit in Tirupati. De toon in dit werk is verontrustend

positief. De daden van de UNHCR en zijn medewerkers worden bijna als heroïsch voorgesteld en de

nodige kritische bemerkingen zijn amper terug te vinden. In tegenstelling tot zijn Westerse collega’s

maakt Chetty veel meer gebruik van Aziatische bronnen, maar dit heeft vreemd genoeg niet geleid tot

een kritisch standpunt. Volgens deze studie heeft de UNHCR als een weldoener al het mogelijke

gedaan om de belangen van de vluchteling te behartigen.78

Algemeen beschouwd lijkt het erop dat het Aziatisch onderzoek naar de Vietnamese diaspora nog

maar in beperkte mate naar de recente ontwikkelingen in de studie naar de UNHCR heeft gekeken.

Deze bewuste keuze is echter niet per definitie een verstandige keuze. Het bloeiende onderzoek in de

Southeast Asian en Vietnamese studies lijkt zich vooralsnog te sterk op beleving en herinnering te

focussen en hierdoor onderbelicht het belangrijke elementen zoals de UNHCR. Een kruisbestuiving

tussen beide onderzoekdomeinen is dan ook opportuun om zo tot een betere studie van de

Vietnamese bootvluchtelingencrisis te komen. Zo kan de integratie van mondelinge bronnen voor

vernieuwende inzichten in het Westerse onderzoek naar de UNHCR zorgen. Een eerste voorzichtige

aanzet hiertoe vond in 2013 plaats door de publicatie Boat people vietnamiens: entre memoire et

diaspora van de hand van Barbara Vaillant.79

Dit werk toont dat het Aziatisch perspectief ook

doorsijpelt in de Westerse academische wereld, maar die Aziatische invloed heeft ook verstrekkende

gevolgen. Het onderzoek van Vaillant heeft namelijk dezelfde kenmerken als die van de Aziatische

werken en onderkent dus ook de rol van de UNHCR.

78

A. LAKSHMANA CHETTY, ‘Resolution Of The Problem Of Boat People: The Case For A Global Initiative’, ISIL Year Book of International Humanitarian and Refugee Law, 1 (2001), 144-163.

79 B. VAILLANT, Boat people vietnamiens: entre memoire et diaspora, Parijs, 2013.

19

Besluit: Blijft het water te diep?

Sinds zijn oprichting in 1950 heeft de UNHCR een hobbelig parcours afgelegd. Waar in het begin de

organisatie louter op Europa gericht was, onderging het in de context van de wereldwijde

dekolonisatie en Koude Oorlog een ware transformatie. De temporele en geografische eigenheden

van de Vietnamese bootvluchtelingencrisis maken dat deze gebeurtenissen een cruciale plaats

innemen in deze transformatie. De insteek van dit onderzoek was wat in dit verband de visies zijn op

de rol van UNHCR deze crisis en dit met speciale aandacht voor de invloed van de staten op de

toenmalige werking van deze organisatie. Uit dit onderzoek zijn volgende conclusies te trekken.

Allereerst is er de spanning tussen de neorealistische en de neoliberale visie. Gezien hun gedeelde

aandacht voor de invloed van de staten op de werking van de UNHCR is dit inderdaad tot op zekere

hoogte een interparadigmatisch debat. Dit neemt niet weg dat er toch ook belangrijke scheidingslijnen

te trekken zijn. Het opvallendste verschil hierin is welke rol de auteurs toekennen aan de VN Hoog

Commissaris zelf. Auteurs zoals Loescher en Elie schetsen een beeld waarin deze figuur, ondanks de

politieke realiteit, een duidelijk en onafhankelijk beleid kon voeren. Dit staat in schril contrast met

neorealistische onderzoekers zoals Hammerstad, Davies, Kumin, of Barnett. Zij zien het toenmalige

optreden van de UNHCR als volledig afhankelijk van de invloed van de staten. Beide visies hebben

grote implicaties op de sfeer die er rond de desbetreffende literatuur hangt. Waar de neoliberale

werken een enigszins hoopvolle boodschap uitdragen, heeft de neorealistische literatuur een veel

fatalistischere inslag.

Interessanter dan het ‘conflict’ tussen deze twee scholen is echter het Aziatisch perspectief. Al snel na

hun herbestemming in de Westerse samenleving hebben Aziatische auteurs, al dan niet in

samenwerking met Westerse onderzoekers, meegeschreven aan het verhaal van hun integratie.

Geleidelijk aan ontstond er echter een aparte dynamiek en sinds kort lijkt een deel van deze

onderzoekers zich volledig van deze traditie losgekoppeld te hebben. Ze willen niet langer deel uit

maken van deze tendens die het Westen als beloofde land zag. Aangezien de UNHCR hét kanaal bij

uitstek was om de overgang van het ‘slechte’ Vietnam naar het ‘goede’ Westen te maken, tonen ze

bijgevolg weinig interesse om de rol die de UNHCR in dit verhaal speelde, te onderzoeken.

Uiteraard is de groep onderzoekers die in deze paper gemakshalve onder ‘het Aziatisch perspectief’

gerekend werd heterogener dan de term doet vermoeden, maar toch kenmerken ze zich door een

aantal gemeenschappelijke karakteristieken. Een eerste aspect is de betrokkenheid van de auteurs.

Hoewel de Angelsaksische auteurs ook vaak rechtstreeks te maken hadden met de

bootvluchtelingencrisis, zo werkten zowel Loescher als Kumin destijds voor de UNHCR, hebben de

Aziatische auteurs een veel persoonlijkere en meer rechtstreekse affiniteit met de gebeurtenissen.

Een tweede eigenschap is het bronnengebruik. Vanwege hun betrokkenheid met het onderwerp

hebben de Aziatische auteurs toegang tot een veel uitgebreider en meer divers bronnenbestand. Zo

20

maken ze veelvuldig gebruik van mondelingen bronnen, maar ook bijvoorbeeld Aziatische pers wordt

opgenomen in hun analyse. De derde en tevens meest bepalende eigenschap die ervoor zorgt dat het

Aziatisch perspectief ook werkelijk een aparte dynamiek heeft, is de zelfbewuste keuze van de auteurs

om zich af te scheiden van de Angelsaksische traditie. Hoewel het Aziatisch perspectief bepaalde

ononderzochte aspecten van de bootvluchtelingencrisis heeft geanalyseerd, zorgt hun afkeer voor het

Angelsaksische staatsgerichte perspectief er wel voor dat belangrijke inzichten uit de bredere

migration studies niet worden geïntegreerd in hun onderzoek. Het belangrijkste voorbeeld in dit

verband is het gebrek aan aandacht voor de debatten over forced migration en de rol van de UNHCR

hierin tijdens de Vietnamese bootvluchtelingencrisis.

Algemeen beschouwd zijn op dit moment de neoliberale en vooral de neorealistische visies de meest

bepalende in het debat. Het zijn voornamelijk publicaties uit deze stromingen die verschijnen bij de

gezaghebbende tijdschriften en uitgevers. Toch heeft ook het Aziatisch perspectief een groot

potentieel, maar omwille van haar recente ontstaan is de invloed ervan nog erg onduidelijk. Het is op

dit moment dan ook moeilijk in te schatten in welke richting de studie naar de UNHCR en de

betrokkenheid van de UNHCR tijdens de bootvluchtelingencrisis meer specifiek zal evolueren.

Cruciaal in deze evolutie zal de integratie van historici in het debat zijn. Tot nu toe zijn het vooral

sociologen en politicologen die het onderzoek beheersen, maar om in de toekomst tot een volledig

begrip te kunnen komen zijn de inzichten van historici essentieel.80

Ten slotte zal ook de wijze waarop

het Aziatisch perspectief de komende jaren zich al dan niet zal inschrijven in het onderzoek naar de

UNHCR een bepalende factor zijn. Aangezien de Aziatische auteurs echter zelf aangeven dat ze hun

onderzoek niet op die manier willen opvatten, is het echter zeer de vraag of ze in de toekomst

überhaupt aandacht zullen schenken aan de rol van de UNHCR.

80

J. B. ELIE, ‘Histories of Refugee and Forced Migration Studies’, E. FIDDIAN-QASMIYEH, G. LOESCHER, K. LONG en N. SIGONA red., The Oxford Handbook of Refugee and Forced Migration Studies, Oxford, 2014, 23-35.

21

Bibliografie

Bronnen

ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES, Convention relating to the Status of

Refugees, 28 juli 1951.

ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES, Protocol Relating to the Status of

Refugees, 13 januari 1967.

ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES, The Statute of the Office of the High

Commissioner for Refugees., 14 december 1950.

Literatuur

ADELMAN, H., ‘From Refugees to Forced Migration: The UNHCR and Human Security’ International

Migration Review, 35 (2001), 7-32.

ADELMAN, H., Bespreking van G. LOESCHER, The UNHCR and world politics: a perilous path,

Oxford, 2001, International Migration Review, 2002 (36), 939-941.

AMSTUTZ, M. Bespreking van Empire of Humanity: A History of Humanitarianism, Ithaca, 2011,

CHOICE: Current Reviews for Academic Libraries, 49 (2012), 972.

ARAKAKI, O., ‘Non-state actors and UNHCR’s supervisory role in international relations’, J. C.

SIMEON red., The UNHCR and the Supervision of International Refugee Law, Cambridge, 2013,

286-301.

BARNETT, M., ‘Humanitarianism with a Sovereign Face: UNHCR in the Global Undertow’,

International Migration Review, 35 (2001), 244-277.

BARNETT, M., Empire of Humanity: A History of Humanitarianism, Ithaca, 2011.

BORGWARDT, E., Bespreking van Empire of Humanity: A History of Humanitarianism, Ithaca, 2011,

The American Historical Review, 117 (2012), 1550-1551.

BORTON, L., Boat People and Vietnamese Refugees in the United States, Pittsburg, 1991.

22

BRANDL, U., Bespreking van LOESCHER, G., BETTS, A., MILNER, J., The United Nations High

Commissioner for Refugees (UNHCR): the politics and practice of refugee protection, New York,

2008, International Journal of Refugee Law, 23 (2011), 425-427.

BUZAN, B., From international to world society? English school theory and the social structure of

globalisation, Cambridge, 2004.

CANNON, A. M. en J. A. YEAGHER red., ‘Special Issue: Alternative Voices and Histories of the

Vietnamese Diaspora’, Journal of Vietnamese Studies, 7 (2012)

CAPLAN, N., CHOY, M. H. en WHITMORE, J. K., Children of the Boat People: A Study of Educational

Success, Ann Arbor, 1991.

CAPLAN, N., WHITMORE, J. K. en CHOY, M. H., The boat people and achievement in America : a

study of family life, hard work, and cultural values, Ann Arbor, 1989.

CARGILL, M. T. en QUANG HUYNH, J., Voices of Vietnamese Boat People: Nineteen Narratives of

Escape and Survival, Jefferson, 2000.

CHAN, K. B. en INDRA, D. M., red., Uprooting, Loss and Adaptation: The Resettlement of

Indochinese Refugees in Canada, Ottawa, 1987.

CHAN, Y. W. red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat people, Abingdon, 2011.

CHANG, S., The Vietnamese American 1.5 Generation: Stories of War, Revolution, Flight and New

Beginnings, Philadelphia, 2006.

CONDOMINAS, G. en POTTIER, R. Les refugies originaires de l'Asie du sud-est : arriere plan

historique et culturel, les motivations de depart : rapport presente au President de la Republique,

Parijs, 1982.

COURTLAND ROBINSON, W., ‘The Comprehensive Plan of Action for Indochine Refugees, 1989-

1997: Sharing the Burden and Passing the Buck’, Journal of Refugee Studies, 17 (2004), 319-333.

COURTLAND ROBINSON, W., Terms of Refuge: The Indochinese Exodus and the International

Response, Londen en New York, 1998.

DAVIES, S. E., ‘Saving refugees or saving borders? Southeast Asian States and the Indochina

refugee crisis, Global Change, Peace & Security: formerly Pacifica Review, 18 (2006), 3-24.

23

DORAIS, L.-J., PILON-LÊ, L. en NGUYEN, H., Exile in a Cold Land: A Vietnamese Community in

Canada, New Haven, 1987.

ELIE, J. B., Bespreking van LOESCHER, G., BETTS, A., MILNER, J., The United Nations High

Commissioner for Refugees (UNHCR): the politics and practice of refugee protection, New York,

2008, Refugee Survey Quarterly, 27 (2008), 277-279.

ELIE, J. B., ‘Histories of Refugee and Forced Migration Studies’, E. FIDDIAN-QASMIYEH, G.

LOESCHER, K. LONG en N. SIGONA red., The Oxford Handbook of Refugee and Forced

Migration Studies, Oxford, 2014, 23-35.

ELIE, J. B., The UNHCR and the Cold War: a Documented Reflection on the UN Refugee Agency’s

Activities in the Bipolar Context, Onuitgegeven Working Paper, UNHCR, GIIS en GCSP, 2007.

GRANT, B., Boat People: An ‘Age’ Investigation, 1980.

HAMMERSTAD, A., The Rise and Decline of a Global Security Actor: UNHCR, Refugee Protection

and Security, Oxford, 2014.

HANHIMÄKI, J. M., ‘Introduction: UNHCR and the Global Cold War’, Refugee Survey Quarterly, 27

(2008), 3-7.

HEIN, J., Bespreking van Y. W. CHAN red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the boat

people, Abingdon, 2011, CHOICE: Current Reviews for Academic Libraries, 49 (2012), 5221.

KEOHANE, R. O., ‘International Institutions: Two Approaches’, International Studies Quarterly, 32

(1988), 379-396.

KEOHANE, R. O., After Hegemony: Cooperation and Discord in the World Political Economy,

Princeton, 1984.

KIEU-LINH, C. V., Transnationalizing Viet Nam: Community, Culture, and Politics in the Diaspora,

Philadelphia, 2013.

KOPPELMAN, N. Bespreking van M. BARNETT, Empire of Humanity: A History of Humanitarianism,

Ithaca, 2011, History: Reviews of New Books, 41 (2013), 69-70.

KOSER, K., Bespreking van G. LOESCHER, The UNHCR and world politics: a perilous path, Oxford,

2001, Journal of International Studies, 31 (2002), 167-168

24

KUMIN, J., ‘Orderly Departure from Vietnam: Cold War Anomaly or Humanitarian Innovation?’,

Refugee Survey Quarterly, 27 (2008), 104-117.

LAKSHMANA CHETTY, A., ‘Resolution Of The Problem Of Boat People: The Case For A Global

Initiative’, ISIL Year Book of International Humanitarian and Refugee Law, 1 (2001), 144-163.

LE, L. S., ‘Introduction: The Formation of the Vietnamese Diaspora’, CHAN, Y. W., HAINES, D. en

LEE, J. H. X red. The Age of Asian Migration: Continuity, Diversity, Susceptibility Volume 1,

Cambridge, 2014, 170-179.

LE ESPIRITU, Y. Bespreking van Y. W. CHAN red., The Chinese/Vietnamese diaspora: revisiting the

boat people, Abingdon, 2011, Asian Studies Review, 36 (2012), 580-581.

LE ESPIRITU, Y., Body Counts: The Vietnam War and Militarized Refugees, Berkeley, 2014.

LE ESPIRITU, Y., ‘Towards a Critical Refugee Study: The Vietnamese Refugee Subject in US

Scholarship’, Journal of Vietnamese Studies, 1 (2006), 410-433.

LE LUU, K., Les Vietnamiens en France, insertion et identité, Parijs, 1985.

LE SKAIFE, J., Bespreking van C. V. KIEU-LINH, Transnationalizing Viet Nam: Community, Culture,

and Politics in the Diaspora, Philadelphia, 2013, Journal of Ethnic and Migration Studies, 39

(2013), 1525-1526.

LOESCHER, G., Beyond Charity: International Cooperation and the Global Refugee Crisis, New York,

1996.

LOESCHER, G., The UNHCR and world politics: a perilous path, Oxford, 2001.

LOESCHER, G., ‘The UNHCR and World Politics: State Pressures and Institutional Autonomy’,

International Migration Review, 35 (2001), 33-56.

LOESCHER, G., BETTS, A. en MILNER, J., The United Nations High Commissioner for Refugees

(UNHCR): the politics and practice of refugee protection, New York, 2012.

LOESCHER, G. en SCANLAN, J. A., Calculated Kindness: Refugees and America’s Half-Open Door

1945 – Present, New York, 1986.

LUCASSEN, J. en LUCASSEN, L. red., Migration, Migration History, History: Old Paradigms and New

Perspectives, Bern e.a., 1999

25

MACDONALD, S., ‘Transnational history: a review of past and present scholarship’, Onuitgegeven review, 2013.

MANNING, P., Migration in World History, New York en Londen, 2005.

MARTIN, S., ‘Averting Forced Migration in Countries in Transition’, International Migration, 40 (2002),

24-40.

McKONNAHIE, K. ‘Forced Migration in South-East Asia and East Asia’, E. FIDDIAN QASMIYEH, G.

LOESCHER, K. LONG en N. SIGONA red., The Oxford Handbook of Refugee and Forced

Migration Studies, Oxford, 2014, 626-638.

MÉNETREY-MONCHAU, C., American-Vietnamese relations in the wake of war: diplomacy after the

capture of Saigon, 1975-1979, Jefferson, 2006.

NELSON, M. H., The State of Southeast Asian Studies: suggested readings, Onuitgegeven

literatuuroverzicht, Chulalongkorn University, Southeast Asian Studies Program, 2015.

NGUYEN, N. H. C., Memory Is Another Country: Women of the Vietnamese Diaspora, 2009.

NGUYEN ANG, D. ‘Forced Migration in Vietnam: Historical and Contemporary Perspectives’, Asian &

Pacific Migration Journal, 15 (2006), 159-176.

NYE, J., Soft Power: The Means to Succes in World Politics, New York, 2004.

O’CONNOR SUTTER, V., The Indochinese Refugee Dilemma, Baton Rouge, 1990.

SCHEFFER, G., Diaspora Politics: At home abroad, Cambridge, New York en Madrid, 2006

SEYMOUR, C., Bespreking van LOESCHER, G., BETTS, A., MILNER, J., The United Nations High

Commissioner for Refugees (UNHCR): the politics and practice of refugee protection, New York,

2008, Journal of Refugee Studies, 22 (2009), 242-243.

STEVENS, J., ‘Prisons of the stateless: The Derelictions of UNHCR’, New Left Review, 42 (2006), 53-

67.

TSAMENYI, B. M.,‘ The “boat people”: are they refugees?’, Human Rights Quarterly, 5 (1983), 348-

373.

TSAMENYI, B. M., The Vietnamese boat people and international law, 1981.

26

VAILLANT, B., Boat people vietnamiens: entre memoire et diaspora, Parijs, 2013.

VIVIANI, N., The Long Journey :Vietnamese Migration And Settlement in Australia, Carlton, 1984.

VO, N. M., Vietnamese Boat People, 1954 and 1975-1992, Jefferson, 2005.

VO, N. M., The Viet Kieu in America: Personal Accounts of Postwar Immigrants from Vietnam,

Jefferson, 2006.

WAIN, B., ‘The Indochina refugee crisis’, Foreign Affairs, 58 (1979), 160-181.

WALTZ, K., Theory of International Politics, Reading, 1979.

WENDT, A., Social theory of international politics, Cambridge, 1999.

WESTAD, O. A., The global Cold War: third world interventions and the making of our times,

Cambridge en New York, 2005.

YUENG, P. S., ‘Vietnamse refugees and Singapore’s police, Southeasy Asian Journal of social

Science, 18 (1990), 81-93.

ZHOU M., en BANKSTON, C. L., Growing Up American: How Vietnamese Children Adapt to Life in

the United States, New York, 1998.

Digitale informatie

GOODWIN-GILL, G. S., ‘Convention relating to the Status of Refugees Geneva, 28 July 1951 Protocol

relating to the Status of Refugees New York, 31 January 1967’, Audiovisual Library of International

Law (http://legal.un.org/avl/pdf/ha/prsr/prsr_e.pdf). Geraadpleegd op 7 maart 2015.

HENDRY, N., ‘Did the UNHCR Fail Vietnamese Refugees in Hong Kong?’, E-International Relations,

29 juni 2012 (http://www.e-ir.info/2012/06/29/did-the-unhcr-fail-vietnamese-refugees-in-hong-

kong/). Geraadpleegd op 23 november 2014.

RUSHINGWA, C., ‘The perilous path of the UNHCR’, E-International Relations, 19 juli 2011,

(http://www.e-ir.info/2011/07/19/the-perilous-path-of-the-unhcr/). Geraadpleegd op 24 maart 2015.

27

‘UNHCR – Governance and organisation’, UNHCR (http://www.unhcr.org/pages/49c3646c80.html).

Geraadpleegd op 7 maart 2015.

‘UNHCR – Executive Comittee’ (http://www.unhcr.org/pages/49c3646c83.html). Geraadpleegd op 7

maart 2015.

‘UNHCR - Needs soar as number of Syrian refugees tops 3 million’, UNHCR

(http://www.unhcr.org/53ff76c99.html). Geraadpleegd op 7 maart 2015.

‘UNHCR - Opening Statement by Mr. Poul Hartling, United Nations High Commissioner for Refugees,

to the Executive Committee of the Programme of the United Nations High Commissioner for

Refugees, thirtieth session, Geneva, 8 October 1979’, UNHCR

(http://www.unhcr.org/49f811398.html). Geraadpleegd op 7 maart 2015.

‘UNHCR - Statute of the United Nations High Commissioner for Refugees’, UNHCR

(http://www.unhcr.org/3b66c39e1.html). Geraadpleegd op 7 maart 2015.

‘UNHCR and the Global Cold War’, Graduate Institute Geneva

(http://graduateinstitute.ch/home/research/centresandprogrammes/global-

migration/ResearchProjects/CompletedProjects/UNHCRandColdWar.html). Geraadpleegd op 12

maart 2015.

‘UNHCR urges governments to continue high seas live-saving operations’, UNHCR

(http://www.unhcr.org/5551f31cfdd.html). Geraadpleegd op 12 mei 2015.

WHYTE, A. ‘Neorealism and neoliberal institutionalism: born of the same approach?’, E-International

relations students, 11 juni 2012 (http://www.e-ir.info/2012/06/11/neorealism-and-neoliberal-

institutionalism-born-of-the-same-approach/). Geraadpleegd op 7 maart 2015.