1994. Vee en vlees in de nederzetting in Oss-Ussen (800 v. Chr – 250 na Chr) [in Dutch; Cattle and...

14
Vee en vlees in de nederzettingen in Oss-Ussen (800 v.Chr - 250 na Chr.) door R.C.G.M. Lauwerier & G.F. IJzereef In: C. Schinkel 1994: Zwervende erven; bewoningssporen in Oss-Ussen uit Bronstijd, Ijzertijd en Romeinse tijd; opgravingen 1976-1986, dissertatie Rijl<suniversiteit Leiden. Lauwerier, R.C.G.M. 1994.pdf

Transcript of 1994. Vee en vlees in de nederzetting in Oss-Ussen (800 v. Chr – 250 na Chr) [in Dutch; Cattle and...

Vee en vlees in de nederzettingen in Oss-Ussen

(800 v.Chr - 250 na Chr.)

door R.C.G.M. Lauwerier & G.F. IJzereef

In: C. Schinkel 1994: Zwervende erven; bewoningssporen in Oss-Ussen uit Bronstijd, Ijzertijd en Romeinse tijd; opgravingen 1976-1986, dissertatie Rijl<suniversiteit Leiden.

Lauwerier, R.C.G.M. 1994.pdf

233

10.2 Vee en vlees in de nederzettingen in Oss-Ussen (800 v.Chr - 250 na Chr.)

door R.C.G.M. Lauwerier & G.F. IJzereef

10.2.1 INLEIDING

Tijdens de opgravingen door het IPL in Ussen, gemeente Oss, werden ondanks de slechte conserveringsomstandigheden enkele duizenden stukken dierlijk materiaal geborgen. Door de studie van d.t dierlijk bot wordt getracht inzicht te krijgen in de rol van dieren en dierlijke produkten in de voedseIeconom,e en in het ritueel handelen van de bewoners van Ussen in de periode 800 voor Chr tot 250 na Chr. Verder wordt nagegaan of het botmateriaal aanwijzingen geeft vooreen mogelijke invloed van de Romeinse overheersing op de inheemse veeteelt.

Fig. 150 Sterk gefragmenteerd dierlijk botmateriaal uit Oss-Ussen. Schaal 1:2.

10.2.2 MATERIAAL EN METHODEN

Het hier bestudeerde materiaal is afkomstig van de opgravingscampagnes uit de jaren 1976 tot 1986 Het merendeel van de bijna zesduizend botten en botfragmenten is gedateerd in de ijzertijd (36%) en de

^ ZWERVENDE ERVEN; ANALYSE

Gerelateerd aan de grootte van het opgegraven terrein is de hoeveelheid gevonden bot zeer .erin. De o zaak van deze gennge hoeveelhe.d ligt vooral in de slechte conserveringsomstand "h 1 va^^^^^^ '

kalkanne zandgrond. Alleen op dieper gelegen plekken, onderin waterputten, kuilTn ef gr " r if he, bot

door G.R IJzereef, z.jn fragmentjes die waarschijnlijk tot een enkel skeletelement behoren slZ Ïnl.l meegeteld, waardoor het totaal aantal botten in de tabellen op ongeveer driedui^ uiIJ ^^2 voora, fragmenten van tanden en van niet-identificeerbare botten die op deze manier zijn lengevLd

Omdat m een dergelijk slecht conserverend milieu het bot van de verschillende skeletelemZ u-teenlopende mate wordt aangetast, treedt er een vertekening op in het b:; c^m z'^^^^^^^^^^^ en k,e en beter bewaard dan bijvoorbeeld wervels en ribben. Dat is dan ook de reden dat 74 oLn "1 d geïdentificeerde botten, 44 procent van de massa, uit gebitselementen bestaat. Dit betekent dat w oir

oZ:rTf'\'''' '''''''^'' ^°"^'"^*" ^"""^" '^^^"^ °P^-^ van h« bosset: Omdat er tijdens de opgravmg niet is gezeefd, kunnen dieren met kleine botten, zoals jonge zoogdieren vogels en vissen, ondervertegenwoordigd zijn (Clason/Prummel 1977). Daar staat tegenover da ge..en het geringe gemiddelde botgewicht, er zeer zorgvuldig verzameld is. Bovendie z^j Tde o d rden grondmonsters voor paleobotanisch onderzoek geen enkele maal visresten aangetrof^. z^dat

m het geval van Oss-Ussen de vertekening van het beeld door het ontbreken van gegevens uit zeefmonsters wel eens kan meevallen. ^

Daar waar maten zijn genomen aan het bot, is dat gebeurd op de door Von den Driesch (1976) aangeraden manier. Schofthoogten zijn berekend volgens de aanbevelingen van Von dD lisch en Boessneck (1974). De bepaling van de leeftijd is gedaan aan de hand van het doorbreken en dslLge van de tanden en op grond van het vastgroeien van de gewrichtseinden van de lange beenderen (Habennehl 1975). Het gewicht van het bot is in de tabellen aangegeven in grammen

10.2.3 BRONSTIJD

Een indirecte aanwijzing voor veeteelt in de midden-bronstijd in Ussen is de in 1986 aangetroffen

Tabel 22 Oss-Ussen 1976-1986: diertijk bot uit de midden-bronstijd.

s°°rt aantal gewicht (g)

rund 2 8.8 varken j 54

Totaal 3 14 2

R.C.G.M. LAUWERIER & G.F. UZEREEF • ECOLOGIE: VEE EN VLEES 235

boerderij met vermoedelijk een stal van ongeveer twintig meter (Vasbinder/Fokkens 1987) Direct van veeteelt z«jn schaars en bestaan uit slechts drie fragmenten van tanderrX/ i.T "~''" gem^t uit een uitgeholde boomstam en waarschijnlijk behorend bil 5 m^^ ^1»^^^^^^^ ''''' boerderij, ,s een kies uit een onderkaak van een jong varken .evonden FIT ^."^'''J''"' ^•'''^8'=" ..dden-bronstijd gedateerde kuil CP44S), twee .LI ute" 3':^ v^ 1^"^rgZ^ '" "

10.2.4 IJZERTIJD 10.2.4.1 Het bot

Tabel 23 geeft een overzicht van de gevonden dieren uit de verschillende fasen van de ijzertiid In t.h.1 24 worden deze gegevens samengevat. Aan deze laatste tabel ziin teven. HP ... «'<= 'Jzert.jd. In tabel

materiaal dat we, uit de ijzenijd dateen maar „iet aan eenTlirL V^M^^rr^^T "'' worden toegewezen. v* » ', iviy 1 en LYT) kan

Nog niet de helft van de fragmenten kon geïdentificeerd worden. Maar als we naar de «wichten kijken, zijn het vooral kleine fragmenten die niet identificeerbaar ziin zod.r 17 gewichten

procent van de botmassa bekend is van welke dierentet alcolgTs' "" "^"'^ '°^ '''''''' De fragmentatie van het materiaal kan een negatieve invloed hebben op het beeld van de

oortsa^enstelling, doordat bijvoorbeeld de botten van schapen en varkens sterker gefragmenteerd ziin dan die van runderen en daardoor in hogere mate bij het niet-geicJentificeerde bot tere^r^ekome^ Om hienn inzicht te krijgen vergelijken we de gegevens van de categorieén ^run^Z^ Z'^T schaap/varken grootte' met de gegevens van de soort-groepen uit dezelfde grootte klassen bii de wèl

geïdentificeerde dieren Als hond, vogel en niet-geidentificeerde zoogdieren'van onb^Ze g ooL „iet

ZH H HT ?'«' '"' '' ""^' "^^^ ""'' P^^'^'^"*^^^ geïdentificeerde grote zoogdZ (rund^^paard^^edelhert) 84 procent tegen 59 procent niet-geïdentificeerde grote zoogdieren VoTr de midde

zo""d ' 'l '''""f ^"""^ ^" ^°" '' '"^ '^' '' ^^8- »^ P--t. S"teken a d^ rl oogdieren, nind, paard, en theoretisch ook het edelhert, oververtegenwoordigd zijn Ook al w tjZ otgewicht kijken zijn de gro^e dieren oververtegenwoordigd, hoewel de verfchil. n tussen Xtlet

en met-geidentificeerd aanzienlijk kleiner zijn dan bij de aantallen. Voor de late ijzertijd is er wat de gewichten betreft zelfs geen verschil in de verhoudingen. Bij de verdere interpretjtie van e"rgevl -1 met deze vertekening, die vooral bij de aantallen aanzienlijk is, rekening moeten worden gehoud n

soort aantal vnoage ijzartifd % gm»icht (Q) S aantal

mrdden-ij2atti|d % 9««hl(g) S aantal

ItljU.

% Ma ijzaft«d

rund schaap/geH

43 1

61 1

407,6 0.4

50.4 347,8

5,0

50 0

100 1 8

59 0

59 2589,5 75 116 72 2562,9 75 vartter paard hond

10 15

1

14 21

1

6 43

1

5 35

60.0 38,6

761.4 0,0

2 1

22

4 8

30 1

2 5

19 1

21.2 53.5

663,0 15,0

1 2

20 0

0 * 1 1 13,5 0 3 2 62,7 2 totaal gerdentjficMrd 70 48 811.2 77 169 52 3463,0 83 162 37 3398,3 69 rund/paard groene sct>aap/vart<an groatt* zoogdMT vogal

35 25 15 0

47 33 20

175,3 53.7 20,0 0,0

70 22

8

90 44 21

3

57 28 13 2

610,1 79,7 24,0

1,0

85 11

3 0

22S 45 2 0

83 17

1

1479,8 50,6

1.1 0.0

97 3 0

locaal niet-gaident 75 52 249,0 23 158 48 714,8 17 272 «3 1531.5 31 Totaal 145 1060,2 327 4177.8 434 48298

H^ ZWERVENDE ERVEN: ANALYSE

10.2.4.2 Het vee

gevonden Uit kuil P7fi ^JvT^ u » . ^'^''^'"^- ^'"=«" ^^n het edelhert zijn enkele resten

r^rieT '^,:^jt::jrïT ""^^^ " - -den.r;L::,dr. v» 0P.eine .ondieren en CsTs'^d!^^^^^^^^

e bT H"'"'^' "^' ^°^"' °"''"'^" ^" '^^^ -^^S--" '^•-" '" «ie »'on erde?

vogt zowel .n a^tallen fragmenten als in gewicht, op de tweede plaats. Uit h«Ï fragm'nt^de" grotendeels uit gebitselementen bestaande materiaal is niet direct af te leiden n/hli .

gegeten werd. Op andere plaatsen, waar de ornst^dighe^r idlfX da^^^^^^^^^^ uitspraken kunnen worden gedaan over consumptie van paardevlees is de concLie daTl T , niet werd gegeten (Gautier 1990; IJzereef/Laarman/Lauwerier 1 ^ç)' Lkele u t^Tden^ I wellicht Velsen-Hoogovens (Van Wijngaarden-Bakker 198S: mlTjl:Z^^Z:r^79.^Z kunnen z<jn. hoewel de uitspraken over mogelijke consumptie van paardevlees in dezlTevaT' IZ^l z,n op zeer wemig materiaal, namelijk op respectievelijk drie en zTven botte: Tan pl^ A" S^r voor Oss-Ussen uitgegaan wordt van het algemene beeld, dan zullen de paarden niet voor 00050^^! gehouden zijn maar dienst.hebben gedaan als last-, rij- of trekdier. Een vondst ZZlJZT eenvoudig driedelig houten schijfwiel uit de midden-ijzertijd laat zien dat in het Wl^rijf'o^ P^ en, of nmderen getrokken wagens werden gebruikt in.fi,. 85 en Van der &Z ,9 g^'Icö) He IS mogelijk dat het paard behalve als werkdier ook een rol heeft gespeeld als statussyml, Z voor andere plaatsen is aangetoond (bv. Muller 1991). Ook voor nederze^gen uit de \^^LML

hL dan r K! ""'"';" " '''^'"' ''" °''^'^'' ^^ "^ P"^ " ^ ^^^ ^ andere houding had dan ten opzichte van runderen, schapen en varkens, blijkt uit het feit dat het vlees van deze diel over het algemeen met gegeten werd. Een dergelijke taboe op het eten van vlees kan een religie.«! ach erg^ond hebben. Ook denkbaar is dat men een sterkere emotionele band had met deze di^ie welhcht meer als kameraad dan als vee werden beschouwd. Net als elders in de ijzertijd ga^^' waarschijnlijk om kleine paarden. Aan de hand van een in de late ijzertijd daterende metlsus met een lengte van 245 mm. kan een schofthoogte van ongeveer 128 cm berekend wo«ien

Voor de consumptie van vlees is vooral het rund van belang geweest. De rol van varkensvlees en vlees van schapen en geiten lijkt, ook als we rekening houden met de bovengenoemde ondervertegenwoordiging van deze dieren in het gerdentificecrde materiaal, zm beperkt. In de ijzmijd- nederzettmgen uit Haren ^ en Son en Breugel. waarvan het botmateriaal ook in zeer slechte staat verkeert IS met name het aandeel van schaap/geit aanmerkelijk hoger (Clason 1979; Van Mensch 1980) Van^ vier kaak- of botfragmenten van het varken waaraan een slachtleeftijd kan worden toegekend, zijn er drie van jonge dieren en één van een drie tot vier Jaar oud exemplaar. Dit is een normaal leeftijdsbeeld voor

^£:S:^±J:^}J^^EMER & Q.F. »ZEREEF ^^^=^ ECOLOGIE: VEE EN VIFF^ 237

If^g[il_gü:ijggg:i_1976.1986. dierlijk bot uit de ijzertijd.

soort

rund schaap/geit varken paard hond

edelhert

totaal geïdentificeerd

rund/paard grootte schaap/varken grootte zoogdier vogel

totaal niet-geident.

Totaal

aantal % gewicht (g) %

288 64 6467,8 74 11 2 88,3 1 31 7 157,0 2

111 25 1910,9 22 2 0 20,0 0

4 1 76,2 1

447 44 8720,2 75

396 69 2680,2 91 136 24 221,2 7 42 7 57,5 2 2 0 1,0 0

576 56 2959,9 25

1023 11680,1

langer aangehouden o„ v», he, n.geslach, ,eT,J!n " "" '"' • "' """«" »«'

geiten werden gehouden voor hun vlees en melk. "'tgesloten dat ook

Er zijn te weinig en te onbetrouwbare gegevens over HP «i=.^i,H»«ft-J

van he, bo, duidelijke ni,sp„U.en ,e doen ol'>ZZ,.^Z'tlZlTr"r " ""^ van Oss-Ussen in de eer.,e pi,.« in dien« van de aki^erbou^ ^.tZl "?* * f;"!" "= "'"""" produeenlei. van mes, voor de akjters en Jcond• .„Ti, T.T "*" *'"' * '«langrijlcste Twee kaakft^^en,», ,«, öt^t rJ^^^7'^^Ztr "" '"'^""'' ^ "« '^^• en ,o„d de 29 maanden, können er op dZ, T2 Z vjl "" ""T'"'"^ "-" "^" gewich, waren, werden geslach,. Blijkbaar Tal dTk„11l^,'Z,:rf ""f "''^' "' " '"' missen voor de meslprodnkrie Da, er .«1, i. ., -^ ^ ' ^ ^ ''"' '''"°' " k"•«"

gro,e s,.llen van de n dete i^e^d'sls^l sti.S T ,"" '^^ **"'""" ""* "* "•' "'

Mogelijk leverden de ronde• U'lrirhord'oT. ^r^t ^^^Ifl:*

Waarschijnlijk maakte het vee in Ussen deel uit van een agrarisch systeem gebaseerd nn o A bedrijf, maar met een flinke veeteeltrnmnr,n»„» u . . ^ysieem geoaseerd op gemengd

de akkerbouw, maar .TllTllZZ. '" T '"' '' """'^^ ""' ^" '^^^' v-r geslacht kond;n wordl ' """"''' ''' °°' °"^°'""«^ •"''-" voor hun vlees

•^ ZWERVENDE ERVEN: ANALYSE

10.2.4.3 Dieren binnen rituele structuren

hi=ro„d=r apafl besproken ^ '"* """"*" '•«"'• "»"^ <"» l»""

.».-.di» l^gl^r ''"* '"""^= """"' ' -" ""'•"*•'' ^•«^»' V- een g•«, fn he, oo«elijk deel v» de vierhoekige greppel van de ui. de midden-iJMijd dawend. eutalaas

•dei"der""' '"^'"""" • "" ^'«" »°^-'" - ^'« •'"^^= f^gZrvr of v^k»' '"""' '" ""'""""'^ "' ^"' '^ '°"'" "" "i«ert,n.nde h„,frag„,e„,en v», ee„ ,ch,ap

Tussen de crema.ieres.en uil graf R47 bevond zich een distaal deel van een eveneens verbrande libiotarsus van een hoenderachtige of fizanlach.ige (Unwerier 1985)

In he, noordelijk deel van de greppel van graf Rg, da,e•d ui, de late ijzedijd werden onverhranHe fragirjemen van vier r„„der,a„de„ en nie,.iden,i,icee,ba,e f,.g„en»„ van ei, J^^JZ^,.

Verder werden er stukjes verbrand dierebo, gevonden in de «raven R9 o, Rio Hl. , ~*"•"'" dan ;^-iJd^ gedateerd .Jn: in graf R, een fragL, van J^l^^i^ e" in^ 'RlZtur bot van een dier van het formaat schaap/varken. B • MV een stukje

'n hoeverre in bovenstaande gevallen sprake is van resten van dieren die een rol hebben «esoeeld in e begrafen,sntuee. en andere cultushandelingen, of dat we hier te maken hebben Itgc^oof^^

meegegeven voor z.jn reis naar het dodenrijk. Maar het kunnen ook de resten zijn van een oï^r^dat als onderdeel van het begrafenisritueel aan de goden gebracht werd

De greppel van cultusplaats R49 is de enige andere plaats in Oss-Ussen waar resten van vogels gevonden zyn De manier van verzamelen van materiaal tijdens de opgraving was nat urH^ „S^Lhikt oor et verknjgen van degelijke informatie over het gebruik van vogels, mL het feitt de ^^S«

vondsten van vogels nu ju.st gedaan zijn binnen rituele structuren, doet vennoedcn dat ^cvlZZI^ de .jzertud-samenleving van Oss een bijzondere status had. Met veel voorbehoud zorgStlr

erCnjLVrv^rvl: '' '''''^' --^'^^ -^^ -'^^ - '^ -- .„L^HtJlïrite«

10.2.5 ROMEINSE TIJD

10.2.5.1 Het bot

Een overzicht van de uit de Romeinse tijd daterende dierlijke resten wordt gegeven in tabellen 25 en 26 Niet opgenomen m de tabellen zijn de eerder onderzochte verbrande resten van dieren uit viif crematiegraven (Lauwerier 1985).

R.C.G.M. LAUWERIER & G.F. UZEREEF ECOLCWIE: VEE EN VLEES

If^ÜÜ_?üi^üf:iJ976^86: dierlijk bot uit de verschillende nederzettingen uit de Romeinse tijd. Vijver

gevnchl (g) s Waslanald

% g«wichl (9) % Zomarim

Tabel 26 Oss-Ussen 1976-1986: dierlijk bot uit de Romeinse tijd.

soort aantal gevt^ichf (g) %

luiia

schaap/geit varken paard hond

542 25 36

184 13

68 3 4

23 2

7082,5 98,0

204,5 2223,7

40,4

73 1 2

23 0

edelhert 1 0 25,0 0

huishoen 1 0 0,9 0

totaal geïdentificeerd 802 51 9675,0 66

rund/paard grootte schaap/varken grootte zoogdier

675 65 40

87 8 5

4642,6 92,3

175,0

95 2 4

totaal niet-geident. 780 49 4909,9 34

Totaal 1582 14584,9

239

mm schup/gait vartian

17 0

77 279.4 0,0

91 517 25

67 3

6751,2 98,0

73 8 0

67 51,9 84

paard 0

14 3,9 1 32 4 195,6 2 8 0,0 -

hond 0,0 181 24 2218,7 24 3 0

5,0 8 5 0,3 0 12 2 <0,1 0

5,0 0.0

8

edelherl

huishoen 0

5 25,0

0,0

B 0

1 0

0.0

0,9 0

0 - 0,0 -

to<aal geidenlificeerd 22 B1 308,6 97 76« 50 9304,5 6« 12 S7 61 9 91 njod/paard groone «*»apArart<en grooMB zoogdier

3 0 2

60

40

5,7 0,0 5,0

53

47

666 65 38

87 8 5

4630,6 92.3

170,0

95 2 3

6 0 0

100 6,3 0,0 00

100

lolaal nret-geideot

Totaal

5 19 10,7 3 769 50 4892.9 34 6 33 6,3 9 319.3 1537 14197,4 18 68,2

Hoewel erin drie nederzettingen bot gevonden is, zijn de hoeveelheden materiaal van de complexen V.jver en Zomerhof zo gering dat het niet zinvol is deze afzonderlijk te behandelen W. TH . het hie• volgende Uitgaan van de totaal-gegevens voor de RomelnL^Tle^i: "r^.t '"

Ongeveer de helft van het materiaal, 66 procent van het eewicht Icon on .^-A.

A„.e.d,„ .U .e, „,«.,„...„„„„, L .een veJ.ntilT:<,r^^^^ tussen h« ge.<fcn.,f,c«Tde m te nia-geütenlificeml. m«eri.al.

^'^O ZWERVENDE ERVEN: ANALYSE

W.2.5.2 Hel vee

Ook voor r.e Romeinse tijd geldt dat de jacht geen enkele rol speelde voor de voedselvoorziening All.e„ •ne nederzetting Vijver is een stuk van een geweitak van een edelhert gevonden M^ S s d^h^ft n.et te w.jzen op jacht, omdat het van een gevonden afgewon>en gewei afkomstig kan zijn

voor hT"/" üvl ""'."' "" '"' ''"""""' ""^•^ «^S"^" '•" <"' R°"'«='"^e tijd (Luff 1982) Ook voor het wat noordehjker gelegen oostelijk rivierengebied kon dit, onder andere op grond van de frequent. - plaats van snij- en haksporen en de mate van fragmentatie van het b^t worden algetoond (Lauwener 1988). Hoewel dergelijke kenmerken aan het materiaal van Oss niet .nvol te toet^^ gaan we er vanu.t dat de bewoners van Oss geen uitzondering op de regel waren en gee^ ^T.T paarden en honden aten. Het paard werd alleen gebruikt als rijdier of als trek- en lastdier voor nieTal te zware lasten. Zeer waarschijnlijk werden, net als in Nijmegen en omstreken (Lauwerier 1988) d d i „ na hun dood gev.l voor hun huiden. Omdat er ook bot van jonge dieren tussen het materiaal alge^ffen IS, nemen we aan dat de bewoners van de boerderijen zelf hun paarden fokten aangetroffen

Hoewel we gezien de slechte staat van het bot, zeer voorzichtig moeten zijn met kwantitatieve uuspraken, hjkt het rund verreweg het belangrijkste dier geweest te zijn voor de vleesconsumptie In veel mmdere mate droegen ook schapen en varkens bij aan de voedselvoorziening. Dit beeld sluit aan bjwa we ook m andere mheemse nederzettingen vinden (Lauwerier 1988)

Ten opzichte van de voorgaande periode lijkt er weinig veranderd te zijn. Zowel de kwantitatieve gegevens itaöeUen24 en 26) als de schaarse gegevens over de slachtleeftijd zijn vrijwel identierldie u> de ,jzert,d. Ook voor de Romeinse tijd komen we daarmee op een gemengd agrarisch systeem" een belangnjke veeteeltcomponent. Deels werden de runderen aangehouden om de nodige trekkracht en mest voor de akkerbouw te leveren, voor het nageslacht te zorgen en eventueel ook om een geringe hoeveelhe>d melk te geven. Van de zes botten die een indicatie opleveren over de slachtleeftijd zL er twee een onvolgroe.de metacarpus en een onvolgroeid proximaal stuk van een radius, die aangeven dat een deel van de runderen al voordat ze volwassen waren, werden geslacht. Waarschijnlijk gaat het ook h,er om een, vanu.t het oogpunt van de akkerbouw, surplus aan stiertjes die, eenmaal op gewicht voor hun vlees geslacht konden .Worden. Uiteindelijk werden ook de primair voor de akkerbouw gehouden oude mnderen ges acht en opgegeten. Ten slotte zullen de runderen, net als de paarden'en schapen buiden hebben opgeleverd voor de leerbewerking.

In een middenstijlkuil van huis H120 in de nederzetting Westerveld is een in de tweede helft van de eerste eeuw daterende tibiotarsus van een kip gevonden. Hoewel er slechts één bot gevonden is kunnen we aannemen dat in de Romeinse tijd het huishoen verschijnt op de erven van de boerderijen in Oss Dit past m het beeld dat pas na de komst van de Romeinen de kip als huisdier in deze streken geïntroduceerd wordt (Frummel 1987: 187). uuuuwxra

JO.2.5.3 Materiaal uit een heiligdom en enkele nederzettingsgreppels Een deel van het boven besproken materiaal is afkomstig uit gnjtere structuren. In de greppels van het vierhoekige, ruim 45 x 40 m metende heiligdom R57 werden 35 stukken onverbrand bot aangetroffen Naast niet-determmeerbare fragmenten zijn dit een stukje schouderblad van een hond, tanden uit boven- en onderkaak, stukken van het sacrum, de ulna en de humérus van rund, een kootje en een radiusfragment van een varken en stukken van onderkaak, tibia, ulna en wervel va« schaap of geit. Het materiaal ylükl n.et af van het overige nederzettingsafval. Behalve de plaats waar het gevonden is, is er dus geen enkele aanwijzing dat het hier om offerdieren zou gaan.

Drie andere grote structuren met bot zijn de twee greppels die de nederzetting Westerveld omgeven plus een hierop aansluitende, in noordwestelijke richting lopende greppel. De samenstelling van het bot

^:£:0:!±LAimEm^& g.p. „ZE^^, ^^^^^,^_. ^^^ ^ ^^^^ 241

Graf 1264

Graf 1278

Graf 1281

Graf 1283

uit deze greppels wijkt niet af van wat elders gevonden is en vertegenwoordigt het normale nederzettingsafval.

10.2.5.4 Voedsel voor de doden

Tussen de gecremeerde resten uit enkele graven van het zuidoostelijk grafveld {zie fig. 142- Van der Sanden 1987e; Hessing in voorb.) werd ook gecremeerd bot aangetroffen van dieren. Deze'botten ziin al eerder onderzocht (Lauwerier 1985). Hieronder wordt per graf (vondstnummer) een beschrijving gegeven van het gevonden bot. Om een idee te krijgen van de kwaliteit van het vlees is in moderne tennen (Bom iy/3) een mdicatie toegevoegd van het aan het bot gerelateerde vlees.

Varken: twee fragmenten van een linker calcaneus. Omdat de epifyse nog niet was aangegroeid, was het dier jonger dan 2-2,5 jaar; op grond van de grootte van het bot is het echter van een veel jonger dier: pootje van een big of speenvarken. Varken: een calcaneus van een dier van ongeveer dezelfde leeftijd als het dier van graf 1264; pootje van een big of speenvarken.

Varken: distale epifyse van een rechter humérus van een nog geen jaar oud dier: stuk van de schouder' waar de hamschijven uit gesneden worden.

Zoogdier: niet-determineerbaar fragment.

Varken: twee niet-volgroeide linker calcanei en een linker astragalus: twee pootjes- een volgroeid en een onvolgroeid distaal stuk van linker humeri en een proximaal deel'met en een d.staal deel zonder epifyse van een linker radius: een ham van een dier van minder dan 1 jaar en een van een dier met een leeftijd tussen 1 en 3,5 jaar. Schaap of geit: het distale uiteinde van een niet-volgroeide metapode van een dier van minder dan 2 jaar oud: vleesloos. Schaap-varken grootte: niet nader te determineren fragmenten. Vogel: niet nader te determineren fragment.

Het gaat hier waarschijnlijk om voedsel dat aan de doden werd meegegeven, een getruik dat ook van veel andere grafvelden uit de Romeinse tijd bekend is (Uuwerier 1983; Philpott 1991) Het voedsel werd in dit geval op de brandstapel tegelijk met de dode verbrand. Bij het verzamelen van de gecremeerde botresten van de dode werden, bewust of onbewust, ook stukjes verbrand bot uit het voedsel meegenomen en vervolgens begraven, waardoor wij nu enig idee kunnen krijgen van de aard van deze bijgaven in vlees. Zowel door het verbrandingsproces als door het verzamelen van bot na de crematie zal echter slechts een deel van het bot in het graf terecht zijn gekomen. Voeg daarbij de processen die in de eeuwen daarna het bot hebben aangetast en het zal duidelijk zijn dat het gedetennineerde bot waaischijnlijk een onvolledig en vertekend beeld geeft van het meegegeven voedsel. Zo zal het bijna vleesloze bot van een schaap wel onderdeel zijn geweest van een groter, vleesrijker stuk poot. Uitgaande van wat gevonden is werd de doden vooral vlees van jonge varkens meegegeven. Soms werd schapevlees als bijgave meeverbrand en soms vogel, wat gezien de vondsten elders kip geweest zal zijn (Lauwerier 1993) De in tegenstelling tot wat in nederzettingen gevonden wordt, hoge percentages varken en kip uit Romeinse ' grafvelden in Noordwest-Europa zou kunnen duiden op een. jeer van het normale voedsel afwijkende samenstelling van de dodenmalen (Lauwerier 1983). De in graven gevonden botten geven echter mogelijk een geheel verkeerde indruk van de verleden werkelijkheid, omdat veel vleessoorten, bijvoorbeeld de meeste stukken rundvlees, zonder bot ais maaltijd zullen zijn meegegeven (Lauwerier 1993).

}^ ZWERVENDE ERVEN: ANALYSE

10.2.5.5 Romeinse invloeden

foir/e rrjvr:.":::: mr: TT ""^"^ ^^ '^ ^^ ^— '^ ^^

v.eesop.e„.. pj .e. _. de^'::eri2 ^ rrvrrIs:rwTvrr evere^ deze d,eren aanzienlijk grotere huiden. Vooral het leger n,et zijn behoefte Zö^^^^Z voor

OmTok""' T ^^^°°:'"^" '"^" " "'^'"'^"' -' ^'^-°°^ -^-<^<= --«« zijn gewekt Om ook voor Oss te onderzoeken of dergelijke Romeinse invloeden aanwezig zijn moeteen

besc ,kken over voldoende meetgegevens. Door de grote fragmentatie zijn deze Ler'^T^^uZier zoda b,voorbeeld schofthoogten niet te berekenen zijn. De twee enige meetbare distaeTJ^Z v"'

dtteZ 2TenT2 :: T-^^^'^' f ^^^^^ ^ ^-dte van respectievelijk 47 en S^mmTn een d,kte van 25 en 22 mm. D,t z.jn waarden d,e vallen binnen de variatiebreedte van de metacarri van Uzenud-runderen u,t het nog geen tien kilometer verderop gelegen Haren (Clason 1979)"^^ r metacarpen u.t Haren, met lengten van 158.5, 167,5 en 178,0 mm, kunnen schofthoogten ZlZ worden van 97, 103 en 109 cm. De runderen uit Oss zullen dus net zo klein zijn geweest A we er vanu.t gaan dat de twee meetbare botten min of meer representatief zijn voor de geher^pulatTe en dit met toevalhg de botten van twee extreem kleine dieren uit een groep van veel grotere m^n zÜ kunnen we concluderen dat de ontwikkelingen d.e zich hebben vjgedaan in detuurtTa^ ^^oleld Numegen en Druten (Lauwerier 1988: 166-169), aan de boeren van Oss voorbij zijn gegl ' Waarsch.jnl.jk .s m Oss-l/ssen het niveau van de landbouw, althans voor zoverVt h^ houden van runderen bet^ft door de Romeinse aanwezigheid niet beïnvloed en is het blijv'en stekl o h"'nLu van de per.ode daarvoor. Het rund moet voor de agrarische economie van de boeren uit Ussen Zen verband met de rol van het rund in de akkerbouw, zeer belangrijk zijn geweest en een verS^^in^v J het

soort aantal % gewicht (g) %

rund varken paard

103 2 4

94 2 4

4347,0 98 36,2 1 69,4 2

totaal geïdentificeerd 109 42 4452,6 73

rund/paard grootte 153 100 1667,1 100

totaal niet-geident. 153 58 1667,1 27

Totaal 262 6119,7

^•CG-M. LAUWERJER & G.F. IJZEREEF • gggjfg^- VEE EN VLEES 243

rund zou een positief effect moeten hebben gehad op de bedrijfsvoering Het feit H»t ^ .- verbetenng echter niet is doorgevoerd, doet vermoeden dat de a^Se gelÏnsch L"" 17'".' zeer z.jdelings met de Romeinse agrarische economie te maken ZTZ^ZT^ZöTV'^''\ aanwez,ge kennis van de voor die tijd moderne landbouwtechnologie " '"'" "''

10.2.6 MIDDELEEUWEN (ME EEUW)

Tot slot wordt in tabel 27 een overzicht gegeven van de paar honderd beenderen uit laat miHH . sporen. Ze komen voornamelijk uit in de Me eeuw te dateren k„il.n r °^'"' "'^ laat-middeleeuwse

i987b). Naast wat tandfragmenten van een ourpLd ttr" het norl-- ^^t ''' ''" '" '"'^^" runderen en varkens. °""^' '^'^^^- «" maaltijdafval van

noten

1. Onder paalkuil wordt hier verstaan de kuil waarin ^^n „,,i j

een verrotte of uit de grond getrokïïl paa' ee^ te^reia" L en^rik'', '" T'^" '^ ''' '^' '- te onderscheiden zijn, dan wordt hier v^ paalspoor gesproken ^ '" '''"'^'' "'"^ ^^ ^'"^

2. Over het voorkomen van de tuinboon in Oss-Ussen werd eerder bericht in Bakels 1987

3. W,j danken A.T. Clason voor het beschikbaar stellen van haar manuscript over de opgraving in Haren.

Literatuur

Bom, W., 1975: Het volkomen vleesboek. Amsterdam.

Broeke, P.W. Van den, 1987b: Oss-Ussen: Het handgemaakte aardewerk, in: W.A.B. Van der Sanden & P.W. Van den Broeke (eds.): 101-119.

Clason, A.T. & W. Frummel. 1977: Collecting, sieving and archaeozoological research. Joumal of Archaeological Science 4: 171-175. •'

Clason, A.T., 1979: De huisdieren van Haren (N.-Brabant). Groningen (intern rapport BAI).

Dtiesch, A. von den 1976: A guide to the measurement of animal bones from archaeological sites Cambndge, Mass. (Bulletin Peabody Museum 1).

Driesch, A. von den & J. Boessneck. 1974: Kritische Amnerkungen zur Widerristhöhenberechnung aus L^genmassen vor- und frühgeschichüicher Tierknochen, Säugetierkundliche Mitteilungen 22: 325-

Gautier, A., 1990: Hommes et animaux pendant l'Age du Fer, dans: G. Leman-Delerive (réd) Les Celtes en France du Nord et en Belgique: VIe-Ier siècle avant J.-C. Valenciennes: 'l95-

Habermehl, K.H., 1975: Die Altersbestimmung bei Haus- und Labortieren. Berlin.

Hessing, W.A.M., in prep.: De inheems-Romeinse grafvelden in het Rivierengebied.

IJzereef, G.F., F.J. Laarman & R.C.G.M. Lauwerier 1989: Animal Remains from the Late Bronze Age and the Iron Age found in the Westem Netherlands, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 39: 257-267.

Knol, E., 1983: Farming on the banks of the river Aa; The faunal remains of Paddepoel 200 BC - AD 250 Palaeohistoria 25: 145-182. «v, /^ zju,

Lauwerier, R^CG.M., 1983: A meal for the dead; animal bone finds in Roman graves, Palaeohistoria 25:

Lauwerier,^R.CaM.^1985: Grafveld Oss-Ussen: gecremeerde dierlijke resten. Groningen (intern rapport

Lauwerier, R.C.G.M., 1988: Animals in Roman times in the Dutch eastern river area 's-Gravenhaee - Amersfoort (Nederlandse Oudheden 12).

Lauwerier, R.C.G.M., 1993: Bird remains in Roman graves, Archaeofauna 2 (Archaeomithology Birds and the archaeological record; Proceedings of the First Meeting of tiie ICAZ Bird Working GrouD Madrid, October 1992): 75-82. ^ ^'

Luff, R.-M., 1982: A zooarchaeological study of the Roman north-western provinces Oxford (BAR International Series 137).

Mensch, P.J.A. van, 1980: DierUjk skeletmateriaal van de Hooidonksche Akkers gem. Son en Bi«ugel prov Noord-Brabant, Analecta Praehistorica Leidensia 13: 97-99.

MüUer, U A., 1991: Das Pferd in der griechisch-keltischen Frühgeschichte, Helvetica archaeologica 84: 153- 166.

Philpott, R., 1991: Burial practices in Roman Britain; a survey of grave treatment and furnishing A.D. 43- 410. Oxford (BAR British Series 219).

Prummel, W., 1987: Poultry and fowling at the Roman castellum Velsen I, Palaeohistoria 29: 183-201. Prammel, W., 1989: Iron Age Animal Husbandry, Hunting, Fowling and Fishing on Voome-Putten, the

Netheriands, Palaeohistoria 31: 235-265.

Sanden, W.A.B. Van der, 1987b: Het project Oss-Ussen, in: W.A.B. Van der Sanden & PW Van den Broeke (eds.): 11-22.

Sanden, W.A.B. Van der, 1987e: Oss-Ussen: de grafvelden, in: W.A.B. Van der Sanden & PW Van den Broeke (eds.): 69-80.

Sanden, W.A.B. Van der, 1987g: Oss-Ussen: de materiële cultuur, in: W.A.B. Van der Sanden & P.W. Van den Broeke (eds.): 91-100.

Sanden, W.A.B. Van der & P.W. Van den Broeke (eds.), 1987: Getekend zand; tien jaar archeologisch onderzoek in Oss-Ussen. Waake.

Todd, M., 1975: The northern barbarians. London.

Vasbinder, A.C. & H. Fokkens, 1987: Een bronstijd-huis uit Oss-Ussen, in: W.A.B. Van der Sanden & P W Van den Broeke (eds.): 131-135.

Wijngaarden-Bakker, L.H. Van, 1988: Zoöarcheologisch onderzoek in de west-Nederiandse delta 1983-1987, in: J.H.F. Bloemers (red.). Archeologie en oecologie van Holland tussen Rijn en Vlie: 154-185.